[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Voor subsidieverlening op grond van de artikelen 2.4.6, 2.4.11, onder c, en 2.4.12, onder b en c van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de uitvoering van het Universitaire Beurzenprogramma geldt voor de periode 1
januari 2001 tot en met 31 december 2001 een subsidieplafond, exclusief apparaatskosten
vergoeding, van NLG 5.550.000
Bij de subsidieverlening neemt de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking het volgende
beleidskader in acht.
Algemeen
De Nederlandse overheid acht het van belang dat mensen uit ontwikkelingslanden financieel
in de gelegenheid worden gesteld om opleidingen in Nederland te volgen. Daartoe is
binnen het raam van het Nederlands Fellowships Programma (NFP) het Universitair Beurzenprogramma
(UBP) ontwikkeld.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking geeft hieraan uitvoering door het verlenen
van subsidie aan een intermediaire, particuliere organisatie die de middelen overeenkomstig
de bepalingen van de subsidiebeschikking vervolgens ter beschikking stelt aan de `eindgebruikers'.
De intermediaire organisatie treedt daarbij op als particuliere organisatie, niet
als bestuursorgaan: zij beschikt bij het uitvoeren van haar gesubsidieerde activiteiten
- het beurzenprogramma - over voldoende vrijheid van handelen om de schijn dat zij
als `bestuursorgaan' in de zin van de Algemene wet bestuursrecht optreedt te vermijden. Het laatste woord hierover is uiteraard aan de bestuursrechter.
Het UBP
De activiteiten die in het kader van het UBP voor subsidie in aanmerking komen omvatten
het verstrekken van beurzen aan mensen uit ontwikkelingslanden voor het volgen van
(post-)academische opleidingen aan Nederlandse universiteiten teneinde de ontvangers
in staat te stellen kennis en ervaring op te doen in Nederland, met het doel een bijdrage
te leveren aan de opbouw van kennis en capaciteit in ontwikkelingslanden.
Het UBP is beperkt tot academische opleidingen die van belang zijn voor ontwikkelingslanden.
De intermediaire organisatie legt jaarlijks aan de minister ter goedkeuring voor op
welke vakgebieden en cursussen het programma betrekking heeft. De programmaduur zal
als regel niet korter dan drie en niet langer dan achttien maanden bedragen.
Het UBP is bestemd voor recent afgestudeerden en vergevorderde studenten van universiteiten
in ontwikkelingslanden, van tenminste 21 jaar en ten hoogste 30 jaar oud, die aan
een Nederlandse universiteit een onderwijsprogramma willen volgen, waartoe zij op
academische gronden zijn toegelaten door de desbetreffende Nederlandse universiteit.
De ontvangers van de door de intermediaire organisatie te verstrekken beurzen dienen
afkomstig te zijn uit een van de landen, genoemd in de als bijlage bij dit besluit
gevoegde lijst. In de subsidiebeschikking zal de minister voor de intermediaire organisatie
het voorschrift opnemen zich te houden aan de Rules and regulations of the University Fellowships Programme.
De subsidieontvanger
De subsidieontvanger zal als intermediaire organisatie de subsidiemiddelen besteden
overeenkomstig het hiervoor bepaalde en met inachtneming van hetgeen in de subsidiebeschikking
zal worden neergelegd. De vergoeding voor de beheerskosten zal ten hoogste 7,5% van
de toegekende middelen bedragen. Uit oogpunt van doelmatigheid zal slechts één intermediaire
organisatie voor subsidie in aanmerking kunnen komen.
Indiening en beoordeling aanvragen
Aanvragen dienen uiterlijk een week na inwerkingtreding van dit besluit te worden
ingediend bij de Afdeling Onderwijs en Ontwikkelingslanden (DCO/OO) van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken, Postbus 20061, 2500 EB 's-Gravenhage. De beoordeling van de
aanvragen zal - onverminderd de overige criteria die in de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn neergelegd - plaatsvinden aan de hand van de vraag of en zo ja de mate waarin
de aanvrager aantoonbaar in staat is om zorg te dragen voor een doelgerichte en doelmatige
besteding van de subsidie en daartoe over voldoende ervaringsdeskundigheid beschikt
op zowel inhoudelijk als op financieel en beheersmatig terrein.
Ervaringsdeskundigheid houdt o.a. in dat de aanvrager dient te beschikken over langdurige
ervaring en grote deskundigheid met betrekking tot onderwijs t.b.v. personen uit ontwikkelingslanden
en ruime ervaring heeft met het opvangen en het omgaan met personen uit ontwikkelingslanden.
Nadere inlichtingen over het programma kunnen worden ingewonnen bij drs. J.C. de Nie
(tel. 070-3485589) van de Afdeling Onderwijs en Ontwikkeling (DCO/OO) van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de
Staatscourant waarin het geplaatst wordt.