Regeling studiefinanciering 2000

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2010 t/m 31-07-2010

Hoofdstuk 2. Regeling omtrent aanvraag

Artikel 2.1. Formulieren

Gegevens die nodig zijn voor de toekenning van studiefinanciering, worden door de studerende, diens partner of diens ouders, verstrekt door invulling en inlevering of elektronische verzending van daartoe bestemde door de Minister te verstrekken formulieren.

Artikel 2.3. Aanvraagprocedure

  • 1 In de aanvraag om toekenning van studiefinanciering worden de basisbeurs, de aanvullende beurs, de basislening, de aanvullende lening of het collegegeldkrediet aangevraagd.

  • 2 De aanvrager doet bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid opgave van het sociaal-fiscaal nummer waaronder hijzelf is geregistreerd bij de rijksbelastingdienst.

Artikel 2.4. Volledige opleiding buiten Nederland: aanvraag reisrecht

De studerende, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, van de wet, die als reisvoorziening een reisrecht wenst te ontvangen, dient daartoe een aanvraag in bij de Minister uiterlijk 8 weken voor de datum waarop het reisrecht moet ingaan.

Artikel 2.5. Deel opleiding buiten Nederland: aanvraag voorziening in geld

  • 1 De studerende, bedoeld in artikel 4.6, die een reisvoorziening in geld wenst te ontvangen, dient daartoe een aanvraag in bij de Minister.

  • 2 Op het aanvraagformulier wordt door de onderwijsinstelling waar de studerende blijft ingeschreven, verklaard:

    • a. in welke maanden de studerende een of meer onderdelen van de opleiding in het buitenland volgt,

    • b. dat deze onderdelen meetellen voor het Nederlands diploma, en

    • c. dat de studerende gedurende deze periode ingeschreven blijft aan de Nederlandse onderwijsinstelling.

  • 3 Met ingang van de eerste dag van de periode, waarover de aanvraag is toegekend, heeft de studerende geen reisrecht meer.

Hoofdstuk 3. Aanwijzing opleidingen in het buitenland

Artikel 3.1. Lening na Bachelor of Master-opleiding voor hoger onderwijs in EER-landen

[Vervallen per 01-09-2007]

Artikel 3.2. Studiefinanciering volledige opleiding in het buitenland: geharmoniseerde opleidingen

[Vervallen per 01-09-2007]

Artikel 3.3. Studiefinanciering volledige opleiding in het buitenland: beroepsonderwijs

  • 1 Voor studiefinanciering kan een deelnemer als bedoeld in artikel 2.13a van de wet in aanmerking komen die onderwijs volgt aan een opleiding die voldoet aan de volgende criteria:

    • a. de opleiding wordt verzorgd aan een instelling in het Gewest Brussel voorzover het betreft Nederlandstalige opleidingen, in Vlaanderen of in de Bondsrepubliek Duitsland en

    • b. de opleiding wordt voltijds verzorgd op een wijze die vergelijkbaar is met de beroepsopleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder a, van de WEB.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a kan een deelnemer voor studiefinanciering in aanmerking komen die onderwijs volgt aan een instelling in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte aan een opleiding die niet vergelijkbaar is met enige beroepsopleiding in de landelijke kwalificatiestructuur als bedoeld in artikel 7.2.4 van de WEB.

Artikel 3.4. Beroepsonderwijs in het buitenland: opleiding niveau 1 of 2 dan wel niveau 3 of 4

[Vervallen per 01-09-2007]

Hoofdstuk 4. Reisvoorziening

Artikel 4.1. Verkrijging reisrecht

  • 1 Om met het reisrecht te kunnen reizen, moet het reisrecht door de studerende bij een daartoe bestemde automaat van het vervoerbedrijf op een daartoe bestemde OV-chipkaart worden geactiveerd.

  • 2 Het activeren van het reisrecht kan vanaf twee weken voordat de aanspraak op studiefinanciering ontstaat.

Artikel 4.2. Beëindiging reisrecht

  • 1 Het reisrecht wordt beëindigd door deactivering daarvan:

    • a. bij de Minister via de website www.ocwduo.nl, of

    • b. vanaf een door de Minister nader te bepalen tijdstip bij een daartoe bestemde automaat van het vervoerbedrijf.

Artikel 4.3. Keuze in soorten reisrecht

  • 1 Een reisrecht wordt verstrekt als:

    • a. een weekreisrecht als bedoeld in artikel 1, zesde lid, van de overeenkomst tussen het vervoerbedrijf en de Staat in verband met de uitvoering van het reisrecht; of

    • b. een weekendreisrecht als bedoeld in artikel 1, zevende lid, van de overeenkomst tussen het vervoerbedrijf en de Staat in verband met de uitvoering van het reisrecht.

  • 2 Indien een studerende als gevolg van de keuzemogelijkheid voor een soort reisrecht als bedoeld in artikel 3.26, tweede lid, van de wet, een weekendreisrecht kiest, geeft hij dit via de website www.ocwduo.nl aan de Minister door alvorens hij zijn reisrecht activeert zoals beschreven in artikel 4.1, eerste lid.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing indien de studerende voor 1 januari 2010 gebruik maakte van een OVS-weekendkaart.

Artikel 4.4. Wisselen van soort reisrecht

  • 1 Een studerende die recht heeft op een reisvoorziening kan tweemaal per kalenderjaar wisselen van keuze voor een soort reisrecht, met dien verstande dat de nieuwe soort reisrecht niet kan aanvangen:

    • a. in de maanden mei tot en met augustus, en

    • b. binnen twee maanden na een eerdere wisseling van keuze voor een soort reisrecht.

  • 2 Op de aanvraag om te wisselen wordt besloten uiterlijk op de tiende werkdag nadat de aanvraag bij de Minister is ontvangen.

  • 3 In afwijking van het tweede lid wordt op de aanvraag om te wisselen met ingang van een periode die gelegen is na het ingaan van een eerder toegekend reisrecht besloten uiterlijk op de tiende werkdag nadat het eerder toegekende reisrecht is ingegaan.

  • 4 Indien bij de beslissing op de aanvraag, bedoeld in het tweede of derde lid, een nieuw soort reisrecht wordt toegekend, kan dat reisrecht na die toekenning na twee werkdagen bij een automaat van het vervoerbedrijf worden geactiveerd.

  • 5 Het activeren van het nieuwe reisrecht kan tot en met zes weken na de in het vierde lid bedoelde toekenning.

Artikel 4.5. Reisrecht strikt persoonlijk

De studerende die beschikking heeft over een reisrecht heeft uitsluitend voor zichzelf recht op kosteloos openbaar vervoer of korting op de vervoerprijs.

Artikel 4.6. Voorziening in geld

  • 1 Een studerende die een opleiding in Nederland volgt en gedurende die opleiding een onderdeel daarvan buiten Nederland gaat volgen, kan over de periode in het buitenland op aanvraag in plaats van een reisrecht in aanmerking komen voor een voorziening in geld.

  • 2 De studerende komt in aanmerking voor een voorziening in geld, als bedoeld in het eerste lid, indien:

    • a. het onderdeel dat buiten Nederland wordt gevolgd, meetelt voor het Nederlandse diploma, en

    • b. de studerende ingeschreven blijft aan de Nederlandse onderwijsinstelling.

  • 4 Toekenning van de reisvoorziening in geld vindt plaats per kalendermaand voor de periode waarin de studerende voor de betreffende opleiding in het buitenland studeert. Na deze periode wordt dezelfde soort reisrecht toegekend zonder dat dat opnieuw behoeft te worden aangevraagd. Indien de studerende eerder dan aangegeven terugkeert in Nederland, kan opnieuw een reisrecht worden aangevraagd met inachtneming van de aanvraagtermijn in artikel 2.4.

Hoofdstuk 5. Terugbetaling studieschuld

Artikel 5.1. Wijze van terugbetaling

De betaling van de maandelijkse termijnen voor de rente en aflossing van de lening, bedoeld in artikel 6.9 van de wet, geschiedt door middel van een daartoe door de debiteur verleende doorlopende machtiging om het verschuldigde bedrag maandelijks te doen afschrijven van een bankrekening van de debiteur.

Artikel 5.2. Aflosvrije periode

  • 2 Een aflosvrije periode beslaat minimaal drie kalendermaanden.

  • 3 De terugbetaling kan voor ten hoogste vijf kalenderjaren worden opgeschort.

  • 4 De debiteur dient een aanvraag als bedoeld in het eerste lid in uiterlijk 1 maand voor de datum waarop de aflosvrije periode in moet gaan.

  • 5 Voor elke aflosvrije periode wordt een nieuwe aanvraag ingediend bij de Minister.

Hoofdstuk 6. Herziening

Artikel 6.1. Verrekening en terugbetaling

  • 1 Indien uit een beschikking tot herziening als bedoeld in artikel 7.1, tweede lid, van de wet blijkt dat te veel studiefinanciering is uitbetaald, wordt dit op de voet van het tweede en derde lid verrekend met nog te verrichten betalingen op grond van de wet.

  • 2 Eerst wordt zoveel mogelijk verrekend met de nabetalingen die vanaf het tijdstip van afgifte van de in het eerste lid bedoelde beschikking aan de studerende zouden moeten worden gedaan.

  • 3 Vervolgens wordt zolang het te veel uitbetaalde bedrag nog niet volledig is verrekend met de in het tweede lid bedoelde nabetalingen, verrekend met de maandbetalingen, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van het Besluit studiefinanciering 2000. Wanneer die maandbetalingen hoger zijn dan € 147,87 naar de maatstaf van 1 januari 2010, geschiedt de verrekening met dat bedrag.

  • 4 Onder nabetalingen, bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan de betaling van bedragen die op grond van enige herzieningsbeschikking over reeds op het tijdstip van afgifte van die beschikking verstreken maanden zonder de verrekening, bedoeld in het tweede lid, aan de studerende betaalbaar zouden worden gesteld.

  • 5 Indien er niet langer betalingen op grond van de wet zijn, wordt het bedrag aan studiefinanciering dat te veel is uitbetaald voor zover dat bedrag nog niet is verrekend, op eerste vordering binnen 30 dagen geheel terugbetaald.

  • 6 In afwijking van het vijfde lid wordt het de debiteur toegestaan, indien hij daartoe een aanvraag indient, het in het vijfde lid bedoelde bedrag in ten hoogste 24 maandelijkse termijnen terug te betalen, waarbij geen termijn, met uitzondering van de laatste termijn, kleiner zal zijn dan het bedrag, bedoeld in het derde lid, dan wel het op grond van artikel 6.2 aangepaste bedrag. De in de vorige volzin bedoelde betaling van de maandelijkse termijn door de debiteur geschiedt door middel van automatische incasso.

  • 7 Over het in het vijfde lid bedoelde bedrag, dat in maandelijkse termijnen wordt terugbetaald, is rente verschuldigd. Als rentepercentage wordt het percentage van de wettelijke rente gehanteerd. Deze rente wordt berekend per dag op basis van samengestelde interest en is verschuldigd over het bedrag van iedere terugbetaling afzonderlijk, met dien verstande dat ingeval de terugbetaling niet op de vervaldatum is ontvangen de op voet van deze bepaling berekende rente wordt bijgeschreven bij het verschuldigde bedrag, onverminderd het bepaalde in het negende lid.

  • 8 Voor de berekening van de rente op de voet van het zevende lid wordt een maand gesteld op 30 dagen en een jaar gesteld op 360 dagen.

  • 9 Indien een, met inachtneming van het zesde en zevende lid berekende, termijn niet op de vervaldatum is ontvangen, vervalt de in het zesde lid bedoelde toestemming. Het nog niet door de betaling van het in de reeds betaalde maandelijkse termijnen begrepen bedrag aan aflossing op het in het vijfde lid bedoelde bedrag, vermeerderd met het verschuldigde bedrag aan wettelijke rente, wordt op eerste vordering binnen 14 dagen door de debiteur geheel voldaan.

Hoofdstuk 6a. Kopopleidingen

Artikel 6a.1. Bacheloropleidingen en verwante kopopleidingen

  • 2 De hbo-lerarenopleidingen, bedoeld in artikel 5.6, vijfde lid, onderdeel b, van de wet zijn opleidingen tot leraar genoemd in de kolom ‘Bevoegdheid’ van de bijlage bij deze regeling. Een hbo-lerarenopleiding is verwant met een opleiding als bedoeld in het eerste lid van dit artikel als deze twee opleidingen in dezelfde rij van de bijlage zijn opgenomen.

Hoofdstuk 7. Overgangsbepalingen

Artikel 7.4. Afwijking van artikel 5.1

  • 1 [Red: Wijzigt deze regeling.]

  • 2 In afwijking van artikel 5.1, kan de betaling, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, voor debiteuren op wie hoofdstuk 10a van de wet van toepassing is, ook geschieden door een aan de debiteur gezonden acceptgirokaart.

  • 3 Indien de in het tweede lid bedoelde debiteur betaalt volgens de in artikel 5.1, eerste lid, bedoelde wijze, wordt de te betalen maandelijkse termijn telkens verminderd met € 0,77.

Artikel 7.6. Vastgestelde bedragen

Daar waar in ministeriële regelingen bedragen zijn vastgesteld voor het jaar 2000, worden deze bedragen vanaf 1 september 2000 geacht te zijn vastgesteld op grond van de wet.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 8.1. Intrekking

De Regeling aanleveren gegevens voor studiefinanciering bij duale opleidingen wordt ingetrokken.

Artikel 8.2. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 september 2000.

Artikel 8.3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling studiefinanciering 2000.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en bij de IB-Groep.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L.M.L.H.A. Hermans

Bijlage

Tabel: Verwante opleidingen kopopleiding HBO

Hbo-bachelor

Wo-bachelor

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad

Crohonr.

Bedrijfseconomie,

Bedrijfseconomie,

Leraar economie*

35203

Accountancy,

Algemene economie,

 

35202

Fiscale economie,

     

Commerciële economie,

     

Management, Economie en Recht

     
 

Nederlands

Leraar Nederlands

35198

Engels

Leraar Engels

35195

Duits

Leraar Duits

35193

Frans

Leraar Frans

35196

Spaans

Leraar Spaans

35255

Arabisch

Leraar Arabisch

35185

Turks

Leraar Turks

35186

Fries

Leraar Fries

35144

Geografie

Leraar aardrijkskunde

35201

Geschiedenis

Leraar geschiedenis

35197

Bedrijfswiskunde

Wiskunde

Leraar wiskunde

35221

Technische natuurkunde

Natuurkunde

Leraar natuurkunde

35261

Industrieel ontwerpen, Werktuigbouwkunde

Industrieel ontwerpen

Leraar techniek

35254

Chemie/ Scheikunde, Applied Science met Scheikunde

Chemie/ Scheikunde

Leraar scheikunde

35199

 

Biologie

Leraar biologie

35301

Werktuigbouwkunde

Werktuigbouwkunde

Leraar werktuigbouw

35387

Elektrotechniek

Elektrotechniek

Leraar elektrotechniek

35384

Motorvoertuigen

 

Leraar motorvoertuigentechniek

35386

Bouwkunde

Bouwkunde

Leraar bouwkunde

35382

Bouwtechniek

Bouwtechniek

Leraar bouwtechniek

35383

Pedagogiek,

Pedagogiek

Leraar pedagogiek

35204

Sociaal Pedagogische Hulpverlening

Politicologie

Leraar maatschappijleer

35411

Sociaal Pedagogische Hulpverlening,

Pedagogiek,

Leraar omgangskunde

35421

Maatschappelijk Werk en Dienstverlening,

Psychologie

   

Cultureel Maatschappelijke Vorming,

     

Creatieve Therapie,

     

Pedagogiek,

     

Psychologie,

     

Personeel en Arbeid

     

Technische Informatica

Informatica

 

Docent informatie en communicatie technologie

39116

Godsdienst-pastoraal Werk

Theologie

Leraar godsdienst

35441

HBO-bachelor (alleen van het Hoger Agrarisch Onderwijs)

WO-bachelor (alleen van de Wageningen Universiteit)

   

Plattelandsvernieuwing,

Bos- en natuurbeheer,

Leraar educatie en kennis-management voor de groene sector

34899

Landbouw,

Milieukunde,

Plantenteelt,

Agrotechnologie,

Veehouderij,

Plantenwetenschappen,

Tuinbouw en akkerbouw,

Biotechnologie,

Dier- en veehouderij,

Landschapsarchitectuur en ruimtelijke planning,

Voedingsmiddelentechnologie,

Landschap, planning en ontwerp,

Fooddesign en innovation,

Dierwetenschappen,

Tuinbouw,

Biologie,

Levensmiddelentechnologie,

Voeding en gezondheid,

Bos- en Natuurbeheer,

Levensmiddelentechnologie,

Tuin- en landschapsinrichting,

Voedingsmiddelentechnologie,

Tropische Landbouw,

Plant /Biotechnologie,

Diermanagement,

Foodquality Management

Bedrijfskunde en agribusiness,

     

Agrarische bedrijfskunde

     

* Tijdens het intakegesprek zal op basis van programmavergelijking worden vastgesteld in welke opleiding wordt ingestroomd (Algemene economie of Bedrijfseconomie).

Naar boven