Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied optometrist

Geraadpleegd op 18-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2004 en zichtdatum 02-05-2024.
Geldend van 15-11-2000 t/m 31-12-2010

Besluit van 4 juli 2000, houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de optometrist (Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied optometrist)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 15 maart 2000, CSZ/BO-2052921;

Gelet op artikel 34 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

Gezien het advies van de Raad voor de beroepen in de individuele gezondheidszorg (advies van 15 mei 1996);

De Raad van State gehoord (advies van 14 april 2000, no. W13.00.0120/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 28 juni 2000, CSZ/BO-2073487;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepaling

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

§ 2. Titel

Artikel 2

Het recht tot het voeren van de titel van optometrist is voorbehouden aan degene aan wie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene met goed gevolg het afsluitende examen heeft afgelegd van een opleiding voor optometrie die is opgenomen in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs en die voldoet aan de artikelen 3 en 4.

§ 3. Opleiding

Artikel 3

Een opleiding als bedoeld in artikel 2 omvat ten minste de volgende onderdelen:

  • a. het centrale vakgebied optometrie, omvattende ten minste:

    • 1°. screenen van de cliënt dan wel onderzoeken van de patiënt alsmede in voorkomende gevallen geven van advies in het kader van het gebied van deskundigheid zoals omschreven in artikel 5;

    • 2°. optometrische vakken, waaronder subjectieve en objectieve refractiemethodieken, fysische optica, optische instrumentenleer, optische correctiemiddelen (bril en lens), cornea en contactlenzen, gezichtshulpmiddelen (bijzondere optische hulpmiddelen) en binoculair zien;

  • b. de beroepsvoorbereidende periode in het werkveld;

  • c. het medische vakgebied, waaronder anatomie, fysiologie, pathologie, farmacologie, oogheelkunde en neuro-ophtalmologie;

  • d. vakken op het gebied van de gedragswetenschappen, waaronder psychologie, gesprekstechnieken en voorlichting;

  • e. ondersteunende vakken, waaronder organisatie van de gezondheidszorg, gezondheidsrecht, beroepsoriëntatie en praktijkvoering, ethiek met betrekking tot het beroep van optometrist, methoden en technieken van wetenschappelijk onderzoek alsmede kwaliteitszorg.

Artikel 4

  • 1 De in artikel 3, onder b, bedoelde beroepsvoorbereidende periode omvat het in het werkveld toepassen van tijdens de studie verworven kennis, inzicht en vaardigheden met betrekking tot het gebied van deskundigheid van de optometrist zoals omschreven in artikel 5, eerste lid, onder a en b.

  • 2 De beroepsvoorbereidende periode vindt plaats onder begeleiding van een daartoe door de instelling aangewezen docent en wordt doorgebracht onder toezicht van een oogarts of optometrist.

  • 3 De beroepsvoorbereidende periode omvat ten minste 30 studiepunten die behaald worden in de tweede helft van de hoofdfase en is gelijkelijk verdeeld over een oogartsenpraktijk of oogheelkundige kliniek en een optometristenpraktijk dan wel een optiek-optometristenpraktijk.

§ 4. Deskundigheid

Artikel 5

  • 1 Tot het gebied van deskundigheid van de optometrist wordt gerekend:

    • a. het screenen van de cliënt op oogaandoeningen met behulp van daartoe geëigende apparatuur of door het toedienen van voor het onderzoek noodzakelijke, door Onze Minister aangewezen, farmaca en bij constateren van een oogaandoening verwijzen naar huisarts of oogarts;

    • b. het op verwijzing van een huisarts of oogarts met behulp van daartoe geëigende apparatuur of door het toedienen van onder a bedoelde farmaca uitvoeren van vervolgonderzoeken met betrekking tot oogaandoeningen bij daarvoor in aanmerking komende patiënten met chronische ziekten.

  • 2 De verwijzing, bedoeld in het eerste lid, onder b, geschiedt schriftelijk, is gedateerd en ondertekend door de betrokken arts en bevat ten minste de door deze, voor het door de optometrist onderzoeken van de patiënt, relevant geachte diagnostische gegevens.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 4 juli 2000

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de achttiende juli 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven