Besluit klachtencommissie vergunninghouders interlandelijke adoptie

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 14-09-2005 t/m 31-07-2018

Besluit van 13 maart 2000, houdende regels ter uitvoering van artikel 24a van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie alsmede inwerkingtreding van dat artikel (Besluit klachtencommissie vergunninghouders interlandelijke adoptie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 25 oktober 1999, Directie Wetgeving, nr. 798026/99/6;

Gelet op artikel 24a, eerste lid, tweede volzin, van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie, de artikelen 9:13 en 9:14 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17, eerste lid, van de Wet van 14 mei 1998 tot uitvoering van het op 29 mei 1993 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie en, in verband daarmee, wijziging van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen en enige andere wetten (Stb. 302);

De Raad van State gehoord (advies van 5 januari 2000, nr. W03.99 0531/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 6 maart 2000, Directie Wetgeving, nr. 5006821/00/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

Artikel 3

  • 1 De commissie bestaat uit vijf leden, waaronder de voorzitter.

  • 2 Er kunnen plaatsvervangende leden worden benoemd. Op hen zijn de artikelen 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

  • 1 Onze Minister benoemt de leden voor een periode van vier jaren.

  • 2 De voorzitter en de andere leden kunnen ten hoogste twee maal voor een periode van vier jaren worden herbenoemd.

  • 3 Onze Minister kan de voorzitter of een lid op diens schriftelijk verzoek tussentijds ontslag verlenen.

  • 4 Van een vacature, een besluit tot benoeming, tot herbenoeming of tot ontslag wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 5

De leden zijn niet werkzaam of werkzaam geweest onder verantwoordelijkheid van een vergunninghouder, van Onze Minister, van de raad voor de kinderbescherming of van de Inspectie jeugdzorg.

Artikel 7

De vergunninghouder informeert aspirant-adoptiefouders die zijn bemiddeling inroepen schriftelijk omtrent het bestaan van de klachtencommissie en de mogelijkheid tot het indienen van klachten.

Artikel 8

  • 1 De klachtencommissie stelt jaarlijks een openbaar verslag op, waarin het aantal en de aard van de door haar behandelde klachten worden aangegeven.

  • 2 De klachtencommissie zendt het verslag voor 1 april van het daarop volgende kalenderjaar aan Onze Minister en aan de Inspectie jeugdzorg.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit klachtencommissie vergunninghouders interlandelijke adoptie.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 13 maart 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen

Uitgegeven drieëntwintigste maart 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven