Wijzigingswet Wet op het primair onderwijs, enz. (regeling verbetering functioneren vervangings- en participatiefonds)

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 29-10-1999 t/m heden

Wet van 6 oktober 1999 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met enkele maatregelen ter verbetering van het functioneren van het vervangingsfonds en het participatiefonds (regeling verbetering functioneren vervangings- en participatiefonds)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te komen tot verbetering van het functioneren van het zogenaamde vervangingsfonds en het zogenaamde participatiefonds voor het primair en voortgezet onderwijs;

dat het in verband daarmee noodzakelijk is de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs te wijzigen onder meer door het invoeren van de mogelijkheid dat het vervangingsfonds en het participatiefonds de bevoegdheid krijgen gebruik te maken van het sociaal-fiscaal nummer, van de mogelijkheid dat het vervangingsfonds en het participatiefonds subsidies verstrekken aan (anderen dan) bevoegde gezagsorganen, alsmede van de mogelijkheid dat de overheid rechtstreeks subsidies verstrekt aan het vervangingsfonds en het participatiefonds;

dat het, in verband met de decentralisatie van de wachtgelduitgaven in het veld van de educatie en het beroepsonderwijs, wenselijk is de minister de bevoegdheid te geven gebruik te maken van het sociaal-fiscaal nummer, en dat het met het oog daarop noodzakelijk is onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel V. Voorziening WEB i.v.m. de Wet van 1 juli 1998 (Stb. 431)

Tot het tijdstip waarop de algemene maatregelen van bestuur op grond van de artikelen 2.2.1 en 2.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs in werking treden, is artikel 2.2.4a van de Wet educatie en beroepsonderwijs zoals luidend ingevolge deze wet, van toepassing met dien verstande dat in artikel 2.2.4a, eerste en vierde lid, voor «artikel 2.2.1, vijfde lid» telkens wordt gelezen: artikel IA van de Wet van 1 juli 1998 (Stb. 431).

Artikel VI. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 6 oktober 1999

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de achtentwintigste oktober 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven