Regeling duurzaam veilig

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Regeling duurzaam veilig

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 185, eerste lid, van de Provinciewet;

Gelet op artikel 16 en 17 van de Financiële-verhoudingswet;

Gelet op artikel 2, derde lid, van het Besluit Infrastructuurfonds;

Gezien het convenant Startprogramma Duurzaam Veilig, gesloten op 15 december 1997 tussen Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, en de Unie van Waterschappen.

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. besluit:

Besluit Infrastructuurfonds;

c. de aanvrager:

het bestuur van een gemeente, een provincie, of een waterschap dat op grond van deze regeling een aanvraag heeft ingediend;

d. 30 km-project:

project tot omvorming van wegen binnen de bebouwde kom en in beheer bij de aanvrager tot een gebied waarbinnen een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt, aangeduid met het verkeersbord A1 als bedoeld in bijlage 1 bij het RVV 1990;

e. 60 km-project:

project tot omvorming van wegen buiten de bebouwde kom en in beheer bij de aanvrager tot een gebied waarbinnen een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur geldt, aangeduid met het verkeersbord A1 als bedoeld in bijlage 1 bij het RVV 1990;

f. fiets- en bromfietsmaatregelen:

infrastructurele maatregelen tot aanpassing van wegen en verkeerstekens met het oog op wijzigingen in de nationale regelgeving op het punt van voorrang verlenen aan o.a. fietsers en bromfietsers en op het punt van het al dan niet toelaten van bromfietsers op fietspaden, waaronder het op bepaalde locaties systematisch regelen van de voorrang.

g. weglengte:

lengte in hectometers van de wegen voorzien van een aaneengesloten verharde bovenlaag, in beheer bij de aanvrager, en waarop verkeer met motorvoertuigen op meer dan twee wielen is toegestaan, met dien verstande dat de lengte van een weg met gescheiden rijbanen is de lengte van één van de rijbanen.

h. bebouwde kom:

gebied binnen de grenzen overeenkomstig artikel 20a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

i. subsidieplafond:

ten hoogste beschikbare bedrag als bedoeld in artikel 4:22 van de Algemene wet bestuursrecht;

j. verkeersbesluit:

besluit als bedoeld in artikel 15 van de Wegenverkeerswet 1994, inhoudende het vaststellen van de maximumsnelheid in een gebied op 30 of 60 kilometer per uur.

Artikel 2

  • 1 Provincies, gemeenten en waterschappen kunnen een aanvraag voor de vaststelling van een subsidie indienen voor het treffen van fiets- en bromfietsmaatregelen.

  • 2 Waterschappen kunnen een aanvraag voor de verlening van een subsidie indienen voor de uitvoering van een of meer 60 km-projecten.

  • 3 Provincies en gemeenten kunnen een aanvraag voor de verlening van een subsidie indienen voor:

    • a. de uitvoering van een of meer 30 km-projecten;

    • b. de uitvoering van een of meer 60 km-projecten voorzover zich, naar het oordeel van de aanvrager, bijzonder verkeersonveilige situaties voordoen.

  • 4 Ten behoeve van een 30- of 60 km-project wordt slechts subsidie verstrekt voorzover:

    • a. het een project betreft dat blijkens een verkeersbesluit wordt voltooid tussen 1 juli 1997 en 31 december 2002 en waarvoor niet reeds subsidie is verleend op grond van paragraaf 2 tot en met 7 van het besluit; en

    • b. het wegen betreft die op 1 juli 1997 reeds opengesteld waren voor verkeer met motorvoertuigen op meer dan twee wielen.

§ 2. Het subsidiebedrag

Artikel 3

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt in totaal € 88.487.142,00 waarvan:

  • 2 De minister kan na 31 december 1998 een subsidieplafond als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c verhogen met het bedrag dat na behandeling van alle aanvragen resteert van een ander subsidieplafond.

  • 3 De minister doet hiervan mededeling in de Staatscourant.

Artikel 4

  • 1 De subsidie per aanvrager bedraagt:

    • a. voor de fiets- en bromfietsmaatregelen: € 22,69 inclusief BTW per hele hectometer weglengte;

    • b. voor 30 - en 60 km-projecten: ten hoogste het in de aanvraag vermelde bedrag, met inachtneming van artikel 5.

  • 2 Indien volledige toekenning van alle aanvragen van een categorie als bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid, zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt, in afwijking van het eerste lid, het subsidiebedrag dat ten hoogste aan een aanvrager wordt verleend als volgt bepaald:

  • 3 Aanvragen die het bedrag, bedoeld in de aanhef van het tweede lid, niet overschrijden, blijven bij de verdere berekening van de subsidiebedragen waarvoor de overige aanvragers ten hoogste in aanmerking komen, buiten beschouwing.

  • 4 Voor de berekening, bedoeld in het derde lid, wordt het tweede lid zo vaak toegepast tot het totale subsidiebedrag onder de resterende aanvragers is verdeeld.

Artikel 5

  • 1 De subsidie voor de uitvoering van een 60 km-project bedraagt € 226,90 inclusief BTW per hele hectometer van de weglengte binnen een project.

  • 2 De subsidie voor de uitvoering van een 30 km-project bedraagt ten hoogste € 453,78 inclusief BTW per hele hectometer van de weglengte binnen een project, maar niet meer dan 40% van de projectkosten, gerekend over de gezamenlijke 30 km-projecten van de aanvrager.

§ 3. De Aanvraag

Artikel 6

  • 1 Een subsidie-aanvraag voor het treffen van fiets- en bromfietsmaatregelen wordt uiterlijk 22 oktober 1998 ingediend.

  • 2 Een subsidie-aanvraag voor de uitvoering van een 30 km- of 60 km-project wordt uiterlijk 31 december 1998 ingediend.

Artikel 7

  • 1

    • 1. Een aanvraag wordt ingediend bij de hoofdingenieur-directeur van de regionale directie van Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat in de regio van de aanvrager met gebruikmaking van een bij deze verkrijgbaar formulier en gaat in ieder geval vergezeld van een opgave van de weglengte per 1 januari 1998 van de aanvrager, onderscheiden naar weglengte binnen- en buiten de bebouwde kom.

  • 2 Een aanvraag voor de uitvoering van een 30 km-project gaat tevens vergezeld van een raming van de totale projectkosten van omvorming, berekend volgens artikel 5, derde lid, en een opgave van het aantal om te vormen hectometers.

§ 4. De beslissing

Artikel 8

De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag:

  • a. indien de aanvraag niet tijdig is ingediend;

  • b. indien de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beslissing op de aanvraag zou hebben geleid.

Artikel 10

  • 1 De beschikking tot subsidieverlening bevat:

    • a. een aanduiding van de aard van de projecten waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

    • b. het tijdvak waarin de projecten worden uitgevoerd; en

    • c. het subsidiebedrag dat ten hoogste wordt verleend.

  • 2 De minister kan de subsidie-ontvanger bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 11

De minister stelt de subsidie voor het treffen van fiets- en bromfietsmaatregelen uiterlijk 1 november 1998 vast.

Artikel 12

  • 1 De minister stelt de subsidie voor een project als bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid, ambtshalve vast binnen zestien weken nadat de subsidie-ontvanger heeft voldaan aan artikel 17. Indien niet wordt voldaan aan artikel 17 stelt de minister de subsidie ambtshalve uiterlijk 1 november 2003 vast.

  • 2 De subsidie wordt vastgesteld op basis van de weglengte binnen de gerealiseerde projecten en artikel 5.

Artikel 13

De beschikking tot subsidievaststelling bevat:

  • a. een aanduiding van de aard van de maatregelen of projecten waarvoor de subsidie wordt verstrekt; en

  • b. het bedrag waarop de subsidie wordt vastgesteld.

§ 5. Verplichtingen

Artikel 15

De subsidie-ontvanger, bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid, is verplicht uiterlijk

31 december 1999 het volgende te overleggen aan de minister:

  • a. een besluit inhoudende dat middelen uit de begroting worden bestemd voor de projecten waarvoor subsidie is verleend;

  • b. een kaart van het wegennet waarop de begrenzing van de projecten is aangegeven;

  • c. een opgave van de weglengte binnen de projecten; en

  • d. een actuele raming van de projectkosten, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de 30 km-projecten.

Artikel 16

De subsidie-ontvanger doet onverwijld schriftelijk mededeling aan de minister van:

  • a. intrekking of wijziging van een besluit als bedoeld in artikel 15, onderdeel a;

  • b. alle overige omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de subsidie en een doelmatige aanwending daarvan.

Artikel 17

  • 1 De subsidie-ontvanger, bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid, is verplicht uiterlijk 1 september 2003 verantwoording aan de minister te overleggen, waarin het volgende is opgenomen:

    • a. een opgave van de gerealiseerde 30- of 60 km-projecten waarvoor door de minister een beschikking tot subsidieverlening is afgegeven en die voldoen aan de eisen gesteld in artikel 2, vierde lid, en 13, onderdeel a;

    • b. een opgave van de weglengte in hele hectometers binnen de projecten, bedoeld in onderdeel a;

    • c. een opgave van de projectkosten van de in onderdeel a bedoelde 30 km-projecten, met inachtneming van artikel 5, derde lid.

  • 2 De verantwoording gaat vergezeld van een accountantsverklaring waarin duidelijk wordt aangegeven of de verantwoording voldoet aan de eisen gesteld in het eerste lid.

Artikel 18

De subsidie-ontvanger is verplicht medewerking te verlenen aan een onderzoek naar de rechtmatigheid van de besteding van de ontvangen subsidiegelden, verricht door de Minister van Verkeer en Waterstaat aan te wijzen personen.

§ 6. Betaling, terugvordering en voorschotten

Artikel 19

  • 1 Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2 Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij de subsidievaststelling anders is bepaald.

Artikel 20

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen binnen vier weken na de subsidievaststelling, of de wijziging of intrekking daarvan worden teruggevorderd.

Artikel 21

  • 1 In het geval van een project als bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid kan de minister op verzoek van een subsidie-ontvanger die voldaan heeft aan artikel 15, een voorschot verstrekken ter hoogte van maximaal 75% van het bedrag van de subsidieverlening.

  • 2 De minister wijst een verzoek als bedoeld in het eerste lid af, voorzover de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 22

  • 1 Het voorschot wordt binnen vier weken na de voorschotverlening betaald, tenzij bij de voorschotverlening anders bepaald is.

  • 2 De minister schort de betaling van een voorschot op indien de beschikking tot voorschotverlening ten gevolge van aan de subsidie-ontvanger te wijten onjuistheid of onvolledigheid van gegevens anders luidde dan het geval zou zijn geweest indien de gegevens juist en volledig zouden zijn.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven