Instellingsbesluit Commissie onderzoek aan het lichaam

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 16-06-1995 t/m heden

Instellingsbesluit Commissie onderzoek aan het lichaam

De Minister van Justitie,

Overwegende dat het wenselijk is dat het onderzoek aan het lichaam, zoals o.a. vervat in de artikelen 56 en 195 van het Wetboek van Strafvordering, wordt herzien.

Besluit:

Artikel 2

De Commissie heeft tot taak de minister van Justitie van advies te dienen over de volgende vragen:

  • a. dienen de bevoegdheden van de justitiële autoriteiten te worden uitgebreid ten behoeve van nieuwe onderzoeksmethoden in of aan het lichaam, zoals röntgenfotografie, echoscopie, endoscopie etc.?

  • b. is het wenselijk het onderzoek aan het lichaam, zoals vervat in de artikelen 56 en 195 van het Wetboek van Strafvordering, te herzien?

  • c. is er aanleiding de maatregelen in het belang van het onderzoek, zoals die zijn opgenomen in het Koninklijk besluit van 4 december 1925, Stb. 460 te herzien en op te nemen in het Wetboek van Strafvordering?

    De commissie dient, indien zij van oordeel is dathet Wetboek van Strafvordering op een of meer van genoemde onderdelen moet worden gewijzigd of aangevuld, voorstellen tot een dergelijke wijziging of aanvulling te formuleren.

Artikel 3

In de commissie hebben zitting:

  • a. als voorzitter:

    prof. mr. L.C.M. Meijers, advocaat-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden en bijzonder hoogleraar (em.) op het gebied van de internationaalrechtelijke, in het bijzonder mensenrechtelijke aspecten van het strafrecht, aan de Rijksuniversiteit Groningen;

  • b. als leden:

    mw. mr. A.G. Korvinus, advocaat-generaal bij het Gerechtshof te Amsterdam;

    prof. dr. J. Naeyé, bijzonder hoogleraar op het gebied van het politierecht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam;

    mr. P.J. Baauw, advocaat te Utrecht en universitair hoofddocent Rijksuniversiteit Utrecht;

    mr. W.C.J. Robert, rechter in de arrondissementsrechtbank te Haarlem;

    prof. mr. B. Sluyters, advocaat te Amsterdam en bijzonder hoogleraar op het gebied van het gezondheidsrecht aan de Rijksuniversiteit Leiden;

  • c. als adviserend lid:

    mr. F.D. van Asbeck, raadadviseur bij de Directie Wetgeving van het Ministerie van Justitie;

  • d. als secretaris:

    mw. mr. G.M. Mintjes, raadadviseur bij de Directie Wetgeving van het Ministerie van Justitie.

Artikel 4

De commissie is bevoegd deskundigen uit te nodigen om aan de beraadslagingen van de commissie deel te nemen.

Artikel 5

Dit besluit, dat zal worden geplaatst in de Staatscourant en waarvan afschrift wordt gezonden aan de Algemene Rekenkamer, treedt in werking met ingang van de dag na die van dagtekening.

’s-Gravenhage, 7 juni 1995

De

Minister

van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven