Wet van 2 april 1991, houdende invoering van de Boeken 3, 5 en 6 van het nieuwe Burgerlijk
Wetboek houdende het overgangsrecht, tweede stuk
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de aanpassingen in de wetgeving aan de
Boeken 3, 5 en 6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek bepalingen van overgangsrecht vereisen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: