Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen

[Regeling vervallen per 17-10-2007.]
Geraadpleegd op 05-05-2024.
Geldend van 01-12-2004 t/m 10-12-2005

Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen

De Minister van Landbouw en Visserij,

in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiene; de Minister van Sociale Zaken;

Gelet op artikel 1, vijfde lid en artikel 9 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stb. 288);

De Bestrijdingsmiddelencommissie gehoord,

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 17-10-2007]

  • 1 Op de hierna genoemde bestrijdingsmiddelen of groepen van bestrijdingsmiddelen is de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 niet van toepassing:

    • I.

      • a. middelen bestemd voor het bestrijden of voorkomen van algengroei en slakken in aquaria;

      • b. conserveermiddelen welke uitsluitend zijn bestemd ter conservering van melkmonsters voor analysedoeleinden;

      • c. middelen bestemd voor het voorkomen van schimmelaantasting op muren en materialen en in ruimten, waarvan de schimmelwerende werking uitsluitend berust op het weren van vocht;

    • II.

      • a. spiritus of zeep, met inbegrip van mengels van spiritus en zeep, bestemd voor de bestrijding van insecten en mijten op planten;

      • b. I. koolzuurgas:

        • A. ter verbetering van de groei van planten bij de teelt van gewassen onder glas, mits de bereikte concentratie koolzuurgas in de lucht in de betrokken kas lager is dan 1.500 ppm (parts per million);

        • B. bestemd voor het gebruik als ongediertebestrijdingsmiddel, mits toegepast in een volledig gasdicht afgesloten ruimte, tijdens het toepassen geen mensen in die ruimte aanwezig kunnen zijn en de bereikte concentratie koolzuurgas in die ruimte, zodra deze weer als werkruimte wordt gebruikt, alsmede in aangrenzende werkruimten lager is dan 1.500 ppm (parts per million);

      • c. zilvernitraat bestemd voor gebruik als groeiregulerend middel in de teelt van komkommers en augurken en als zaadontsmettingsmiddel;

      • d. zwavelzuur bestemd voor gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel;

      • e. natriumchloride bestemd voor gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel;

      • f. pijpzwavel bestemd voor de bestrijding van meeldauw in de teelt onder glas, mits toegepast door middel van een zwavelverdamper en mits tijdens de toepassing geen mensen in de kas aanwezig zijn en werkzaamheden in de kas ingeval van volledige beluchting van de kas pas na ten minste één uur, dan wel in overige gevallen pas na ten minste vier uren nadat de toepassing heeft plaatsgevonden, worden aangevangen;

      • g. citronella-olie bestemd voor het afweren van insecten ter voorkoming van overlast voor de mens;

      • h. middelen op basis van methylnonylketon en etherische oliën, genoemd in Bijlage II van verordening nr. 2032/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 4 november inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van richtlijn nr. 98/8/ EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PbEG L 123) bedoelde tienjarige werkprogramma en houdende wijziging van verordening nr. 1896/2000 (PbEG L 307) ter wering van honden en katten van plaatsen waar deze ongewenst zijn;

      • i. middelen die door uitwendige toepassing op dieren dienen tot bestrijding of afwering van op of bij dieren voorkomende insekten of mijten, voor zover de werkzame stoffen in deze middelen zijn genoemd in Bijlage II van verordening nr. 2032/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 4 november 2003 inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van richtlijn nr. 98/8/ EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PbEG L 123) bedoelde tienjarige werkprogramma en houdende wijziging van verordening nr. 1896/2000 (PbEG L 307);

      • j. middelen uitsluitend samengesteld uit kokos- en zonnebloemolie, lecithine en water bestemd voor particulier gebruik ten behoeve van het afweren van geleedpotigen ter voorkoming van overlast voor de mens;

      • k. bier voor het bestrijden van slakken;

      • l. natriumchloride bestemd voor het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel in de champignonteelt;

      • m. celkalk en ongebluste kalk bestemd voor het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel, mits degene die het middel toepast daarbij gebruik maakt van een waterdicht spuitpak en gelaats- en ademhalingsbescherming, dan wel van een gesloten cabine;

      • n. kalkstikstof bestemd voor het bestrijden van onkruiden en schimmels, mits in de vorm van een stofvrij granulaat en na toepassing direct in de grond ondergewerkt;

      • o. oplossingen van suiker in water bestemd voor het bestrijden van oortjesziekte in boomkwekerijgewassen;

      • p. magere melk en producten daarvan bestemd om de verspreiding van virussen tussen planten te voorkomen, mits toegepast door middel van een behandeling waarbij planten, plant- en snijmateriaal, dan wel handen worden ondergedompeld;

      • q. calciumchloride bestemd om bruinverkleuring van champignons te voorkomen, mits toegepast in een concentratie van maximaal 0,5%;

      • r. calciumchloride bestemd om natrot in de witlofteelt te bestrijden, mits toegepast door middel van een dompelbehandeling;

      • s. kalk en bijenwas bestemd om te worden gebruikt als wondafdekmiddel;

      • t. zand of gesteentemeel bestemd om insecten, mijten, bacteriën en schimmels op planten te bestrijden;

      • u. waterglas (natrium- of kaliumsilicaat) bestemd om ziekten en insecten op planten te bestrijden;

      • v. zeewier- en algenextracten, alsmede mengsels daarvan, bestemd als groeistimulator voor planten, mits toegepast door middel van aangieting, toevoeging aan voedingswater of dompeling;

      • w. knoflook-, soja- en ui-extracten, alsmede mengsels daarvan, bestemd om planten te beschermen twgen insecten en schimmels, mits toegepast door middel van aangieting, toevoeging aan voedingswater of dompeling;

      • x. componenten van etherische oliën van plantaardige oorsprong, die krachtens het Warenwetbesluit aroma's mogen worden toegepast in levensmiddelen, ter bestrijding van ziekten en plagen op planten en plantaardige producten, mits toegepast door middel van dompeling of aangieting;

      • y. middelen uitsluitend samengesteld uit kokos- en zonnebloemolie, bestemd voor het bestrijden van insecten op fruit-, groente- en siergewassen, mits de concentratie werkzame stoffen in de spuitvloeistof niet meer bedraagt dan 0,1%;

    • III. Producten die gedefinieerd zijn in of onder de werkingssfeer vallen van:

      • a. richtlijn nr. 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PbEG L 311);

      • b. richtlijn nr. 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG L 311);

      • c. verordening (EEG) nr. 2309/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1993 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen voor en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling (PbEG L 214);

      • d. richtlijn nr. 90/385/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juni 1990 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake actieve implanteerbare medische hulpmiddelen (PbEG L 189);

      • e. richtlijn nr. 93/42/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen (PbEG L 169);

      • f. richtlijn nr. 89/107/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake levensmiddelenadditieven die in voor menselijke voeding bestemde waren mogen worden gebruikt (PbEG L 40) en richtlijn nr. 88/388/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juni 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake aroma's voor gebruik in levensmiddelen en de uitgangsmaterialen voor de bereiding van die aroma's (PbEG L 184), alsmede richtlijn nr. 95/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 februari 1995 betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (PbEG L 61);

      • g. richtlijn nr. 89/109/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (PbEG L 40);

      • h. richtlijn nr. 92/46/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 juni 1992 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van rauwe melk, warmtebehandelde melk en producten op basis van melk (PbEG L 268);

      • i. richtlijn nr. 89/437/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juni 1989 inzake hygiëne- en gezondheidsvraagstukken bij de bereiding en het in de handel brengen van eiproducten (PbEG L 212);

      • j. richtlijn nr. 91/493/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van visserijproducten (PbEG L 268);

      • k. richtlijn nr. 90/167/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking (PbEG L 92);

      • l. verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PbEG L 268), richtlijn nr. 82/471/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 juni 1982 betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte producten (PbEG L 213) en richtlijn nr. 96/25/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 april 1996 betreffende het verkeer van voedermiddelen, tot wijziging van richtlijnen nrs. 70/524/EEG, 74/63/EEG. 82/471/EEG en 93/74/EEG, en tot intrekking van richtlijn nr. 77/101/EEG (PbEG L 125);

      • m. richtlijn nr. 76/768/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake cosmetische producten (PbEG L 262);

      • n. richtlijn nr. 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 oktober 1998 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (PbEG L 331).

Artikel 2

[Regeling vervallen per 17-10-2007]

  • 1 Bestrijdingsmiddelen die niet in deze regeling zijn genoemd, doch waarop de Bestrijdingsmiddelenwet, 1962 niet van toepassing was ingevolge de Beschikking uitzonderingen Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stcrt. 1964, 143) zijn toegelaten ingevolge artikel 9 van die Wet tot 1 juli 1979.

  • 2 Indien binnen de in het eerste lid gestelde termijn een aanvraag tot toelating op de krachtens artikel 4 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 voorgeschreven wijze is ingediend, blijft de toelating ingevolge het eerste lid ook na het verstrijken van de aldaar gestelde termijn van kracht, totdat de beslissing op de aanvraag onherroepelijk is geworden.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 17-10-2007]

De Beschikking uitzonderingen Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stcrt. 1964, 143) wordt ingetrokken.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 17-10-2007]

  • 2 Zij treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van haar bekendmaking in de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 19 mei 1978

De

Minister

van Landbouw en Visserij,
Voor deze,
De

secretaris-generaal

,

Van Setten

Naar boven