Besluit mandaat Autoriteit woningcorporaties en aanwijzing toezichthouders Woningwet en WNT

Geraadpleegd op 02-06-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 20-05-2024 en zichtdatum 20-05-2024.
Geldend van 07-03-2024 t/m heden

Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 maart 2024, nr. 2024-0000058892 tot verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport ten behoeve van de Autoriteit woningcorporaties, de handhaving van de Woningwet wat betreft het toezicht op toegelaten instellingen en de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, alsmede de aanwijzing van ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport als toezichthouders op de naleving van de Woningwet en de naleving van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector en tot wijziging van enkele andere besluiten (Besluit mandaat Autoriteit woningcorporaties en aanwijzing toezichthouders Woningwet en WNT)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 22, zevende lid van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat 2023, de artikelen 5.1, 5.4, 5.5 en 5.6 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector en artikel 61, vijfde lid van de Woningwet,

Gezien de schriftelijke instemming van de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport 28 februari 2024.

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 De inspecteur-generaal wordt belast met de uitoefening van de werkzaamheden van de autoriteit.

  • 2 De inspecteur-generaal stelt een organisatieonderdeel vast ter ondersteuning van de uitoefening van de werkzaamheden van de autoriteit.

Paragraaf 2. Mandaat, volmacht en machtiging

Artikel 3

  • 1 Aan de inspecteur-generaal wordt ten behoeve van de werkzaamheden van de autoriteit mandaat en machtiging verleend voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Minister, bedoeld in de hoofdstukken IIIA en IV van de wet en artikel 118a, eerste lid, 130a en 134 van de wet, voor zover die verband houden met de bevoegdheden waarvan aan de autoriteit ingevolge deze wet mandaat en machtiging wordt verleend.

Artikel 4

Aan de inspecteur-generaal wordt ten behoeve van de autoriteit mandaat en machtiging verleend tot uitoefening van de bevoegdheden van de Minister, bedoeld in de artikelen 5.3, 5.4, 5.5, 5.6 en 7.1 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.

Artikel 5

Aan de inspecteur-generaal wordt ten behoeve van de autoriteit volmacht verleend voor het verrichten van rechtshandelingen op het terrein van de gemandateerde bevoegdheden, waaronder die verband houden met de invordering van verbeurde dwangsommen en van gemaakte kosten voor bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze verband houden met de bevoegdheden, bedoeld in artikel 3, eerste en derde lid, en artikel 4 van dit besluit.

Artikel 6

  • a. De inspecteur-generaal is bevoegd om verzoeken in het kader van de Wet open overheid, de Wet Nationale ombudsman of de Algemene verordening gegevensbescherming en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover die verband houden met de uitvoering van de in de artikelen 3, 4 en 8 van dit besluit bedoelde taken namens de Minister af te doen;

  • b. De inspecteur-generaal is bevoegd om te beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in onderdeel a, voor zover het besluit waartegen het bezwaar zich richt, niet door hem in mandaat is genomen.

Artikel 7

Het op grond van dit besluit verleende mandaat ten behoeve van de autoriteit omvat mede de bevoegdheid tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van beleidsregels met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 3, eerste en derde lid, en artikel 4 van dit besluit.

Artikel 8

  • 1 Aan de inspecteur-generaal wordt ten behoeve van de autoriteit mandaat en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 6, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, voor zover het besluit waartegen het bezwaar zich richt, niet door hem krachtens mandaat is genomen.

  • 2 Aan de inspecteur-generaal wordt ten behoeve van de werkzaamheden van de autoriteit tevens machtiging verleend voor het instellen en behandelen van juridische procedures, waaronder het voeren van verweer, het instellen van beroep, hoger beroep alsmede het indienen van verzoeken om voorlopige voorziening met betrekking tot een beslissing op bezwaar als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9

  • 1 De inspecteur-generaal kan voor de in de artikelen 3 tot en met 8 bedoelde aangelegenheden ondermandaat en machtiging verlenen aan onder hem ressorterende functionarissen, werkzaam op het terrein van de autoriteit.

  • 2 De inspecteur-generaal kan de volmacht, bedoeld in artikel 5, verlenen aan onder hem ressorterende functionarissen, werkzaam op het terrein van de autoriteit.

  • 3 Het verlenen van volmacht, ondermandaat of machtiging alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk.

  • 4 Een afschrift van een besluit inzake volmacht, ondermandaat en machtiging als bedoeld in het derde lid wordt gezonden aan de Minister en aan degenen aan wie krachtens het besluit volmacht, ondermandaat of machtiging is verleend

Artikel 10

  • 1 De inspecteur-generaal informeert de Minister over zwaarwegende en politiek-bestuurlijk gevoelige omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden inzake de autoriteit.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op bevoegdheden die zijn verleend op basis van volmacht en machtiging.

Artikel 11

Het krachtens dit besluit in mandaat, volmacht en machtiging ondertekenen van stukken inzake de autoriteit geschiedt als volgt:

De Minister voor van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

namens deze:

(aanduiding van de gemandateerde functionaris)

(handtekening)

(naam functionaris)

Paragraaf 3. Aanwijzing toezichthouders

Artikel 12

De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport, met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen, voor zover werkzaam op het terrein van de autoriteit, worden aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken IIIA en IV van de wet en de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector voor zover dit toezicht op toegelaten instellingen betreft.

Dit besluit zal met de bijlage en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

H.M. de Jonge

Naar boven