3. Beschrijving van de vergunningen
De vergunningen betreffen het gebruiksrecht op de frequentieruimte, zoals weergegeven
in artikel 2 van de vergunningen, ten behoeve van het aanbieden van elektronische
communicatiediensten. De vergunningen verdelen de gebruiksrechten van het frequentiebereik
van 3450 MHz – 3750 MHz. De vergunningen zijn in het gehele land geldig, inclusief
de territoriale wateren, en op vaste installaties in de Nederlandse Exclusieve Economische
Zone op de Noordzee. De frequentieruimte is ongepaard spectrum en ingedeeld in drie
vergunningen van elk 60 MHz en twaalf vergunningen van 10 MHz.
De vergunninghouder krijgt zoveel mogelijk vrijheid in het exploiteren van de vergunning.
Dit geldt voor de toe te passen technologie, de opbouw van het netwerk en voor de
diensten die worden aangeboden. Wat betreft de technische invulling van het gebruik
van de vergunningen, staat het de vergunninghouder vrij deze naar zijn goeddunken
in te vullen, mits de voorschriften in de vergunning en in de bijlage van de vergunning
in acht worden genomen. De radioplanning van het netwerk van de vergunninghouder valt
onder de verantwoordelijkheid van de vergunninghouder.
Een nadere beschrijving van onderdelen van de vergunning staat in de volgende paragrafen.
3.1. Tussentijdse evaluatie bandindeling 3,5 GHz-band
De Minister heeft in de toelichting op het NFP-besluit van 23 februari 2023 overwogen dat over enkele jaren opnieuw zal worden bezien of
de keuze voor de bandindeling van 2x50 MHz voor lokaal gebruik (3400 – 3450 MHz en
3750 – 3800 MHz) aan weerszijden van de te veilen 300 MHz voor de lange termijn kan
worden gehandhaafd. De Minister zal zich dan, op dat moment in de toekomst, de vraag
stellen of een wijziging van de bandindeling middels een nieuw besluit tot wijziging
van het NFP doelmatig, noodzakelijk en praktisch mogelijk is. Daarbij is het uiteraard
ook mogelijk dat de Minister concludeert dat een wijziging van de bandindeling niet
is aangewezen en de bandindeling (dus) ongewijzigd blijft. Bij het tussentijdse evaluatiemoment
van de bandindeling zal de Minister de verschillende belangen van MNO’s en lokale
gebruikers opnieuw wegen. Een eventuele aanpassing van het bandplan heeft zeer significante
consequenties en daarom zal een nieuwe, maar bovenal zorgvuldige weging gemaakt worden
van de maatschappelijke kosten en baten van de verschillende belangen van landelijke
mobiele aanbieders en (bestaande en toekomstige) lokale vergunninghouders. In de toelichting
op het NFP-besluit van 23 februari 2023 is aangegeven dat het in de rede ligt om een
analyse daarvan te laten samenvallen met de voorbereidingen die rond 2026 zullen worden
gestart voor de eerstvolgende multibandveiling in 2030. Mocht in 2026 worden gekozen
voor een verschuiving van 30 MHz omlaag voor het landelijk vergunde spectrum in de
3,5 GHz band, dan ligt het voor de hand om deze verschuiving in 2030 te effectueren.
3.2. Ingebruiknameverplichting
Een ingebruiknameverplichting behelst enerzijds de verplichting voor een vergunninghouder
om een openbare elektronische communicatiedienst aan te bieden en anderzijds de verplichting
om dat in een gebied met een zekere omvang te doen.
De ingebruiknameverplichting in samenhang met de veilingopzet en de daaraan gerelateerde
bepalingen waarborgt dat de frequenties daadwerkelijk gebruikt gaan worden, dat de
frequenties niet voor speculatieve doeleinden worden gekocht, dat er wordt geïnvesteerd
in het gebruik van de frequenties en dat de vergunninghouders er een dienst mee aanbieden.
Behalve dat de ingebruiknameverplichting dus dient om strategisch opkopen van frequentieruimte
tegen te gaan, gaat er een zekere investeringsplicht van uit. Tegelijkertijd moet
een ingebruiknameverplichting haalbaar en passend zijn om de beleidsdoelen te halen
en moet deze flexibel zijn. Daarmee wordt ruimte geboden aan uiteenlopende businesscases
van zowel partijen met ambities op een massamarkt als een innovatieve nieuwkomer of
nichespeler. De ingebruiknameverplichting in de vergunning is conform de beleidsnota
uit 2019 voor de verdeling van de frequenties voor mobiele communicatie. Hierin werd
uitgegaan van een ingebruiknameverplichting per vergunning van 5 MHz. De vergunningen
worden per 60 MHz en 10 MHz uitgegeven en daarom zijn de oppervlakten uit de beleidsnota
respectievelijk vertwaalfvoudigd en verdubbeld.
Onderstaande tabel geeft de ingebruiknameverplichting weer:
Vergunning van:
|
Ingebruikname-verplichting per vergunning na 2 jaar (in km²)
|
Ingebruikname-verplichting per vergunning na 5 jaar (in km²)
|
10 MHz
|
54
|
536
|
60 MHz
|
324
|
3216
|
De ingebruiknameverplichting geldt respectievelijk 2 en 5 jaar nadat de vergunning
in werking is getreden.
De ingebruiknameverplichting geldt per afzonderlijke vergunning. Als een vergunninghouder
beschikt over meer dan één vergunning in de betreffende frequentieband dan mogen de
gebieden elkaar niet overlappen. De vergunninghouder moet minimaal één openbare elektronische
communicatiedienst buitenshuis aanbieden. Met de aangeboden dienst kan worden voldaan
aan de ingebruiknameverplichting van meerdere vergunningen. Hierdoor hoeft geen afzonderlijke
dienst per vergunning te worden aangeboden. Bij het aanbieden van de dienst kan de
vergunninghouder ook gebruik maken van zijn vergunningen in andere frequentiebanden.
Hierbij valt te denken aan het aanbieden van een dienst waaraan – naast de 3,5 GHz-band –
ook andere frequentiebanden een bijdrage leveren (carrier aggregatie).
3.3. Passende bescherming
De frequentietechnische voorwaarden die in de recente versie van beschikking 2008/411/EG
zijn vastgelegd, zijn mede bedoeld om passende bescherming te bieden aan bestaande
systemen in de aangrenzende frequentiebanden. Het betreft onder andere radarsystemen
en radioastronomie onder de 3400 MHz, in radiohoogtemeters in vliegtuigen en ontvangst
van satellietsignalen door satellietgrondstations boven de 3800 MHz.
Met passende bescherming wordt bedoeld dat het gebruik van de aan de vergunninghouder
verleende vergunning geen ontoelaatbare storing veroorzaakt op deze primaire diensten
in de aangrenzende banden. De maatregelen die vergunninghouders moeten nemen om passende
bescherming te bieden kunnen van geval tot geval verschillen. Om passende bescherming
te kunnen bieden in specifieke situaties kan het zijn dat een vergunninghouder bijzondere
maatregelen moet treffen of moet coördineren met andere frequentiegebruikers. Coördinatie
van frequentiegebruik kan en wordt steeds meer bij de gebruikers zelf gelegd. Hiermee
wordt voorkomen dat er onnodig beperkende frequentietechnische voorwaarden in de vergunning
worden opgenomen. Dit kan innovatie en flexibiliteit ten goede komen.
De vergunninghouder moet passende bescherming bieden aan systemen in naastliggende
frequentiebanden, indien als gevolg van het gebruik van de frequentieruimte ontoelaatbare
verstoringen plaatsvinden. Het is hierbij van belang dat de gestoorde systemen (gebruikstoepassingen)
conform de toewijzing/vergunning worden gebruikt en redelijkerwijs voldoen aan de
stand der techniek en voldoende immuun mogen worden geacht voor verstoringen. In het
kader van passende bescherming zal de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur daarom
mogelijk onderzoek doen bij eventuele verstoringen teneinde via bemiddeling of door
het geven van een aanwijzing aan één of beide partijen, de verstoringen te doen opheffen.
3.3.1. Bescherming radioastronomie
Specifieke aandacht wordt gevraagd om waar nodig passende bescherming te bieden aan
de radioastronomielocatie te Westerbork. In het Nationaal Frequentieplan (NFP) zijn
de frequentiebanden 3260 MHz – 3267 MHz, 3332 MHz – 3339 MHz en 3345,8 MHz – 3352,5 MHz
door voetnoot 5.149 mede bestemd voor radioastronomie. De ongewenste uitstraling van
radioapparaten in de 3450 MHz – 3750 MHz band in de nabijheid van de radioastronomielocatie
te Westerbork kan radioastronomen hinderen in hun waarnemingen in de genoemde frequentiebanden.
De waarnemingen vinden plaats met zeer gevoelige ontvangstapparatuur. Het voorschrift
om passende bescherming te bieden in artikel 4, derde lid uit de vergunning dient
ook om onevenredige belemmeringen van astronomische waarnemingen onder de 3400 MHz
te voorkomen. De afstand tussen de hoogste frequentie voor radioastronomie en de laagste
frequentieruimte voor het aanbieden van elektronische communicatiediensten bedraagt
97,5 MHz. De kans op verstoring is hierdoor gering en een specifieke bepaling in de
vergunning is daarom niet nodig.
3.3.2. Mogelijke bescherming radiohoogtemeters in vliegtuigen
Door de luchtvaartsector en de VN Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) zijn zorgen geuit
over het gebruik van de 3400 MHz – 3800 MHz frequentieband door 5G netwerken in relatie
tot het gebruik van de frequentieband boven de 4200 MHz voor radiohoogtemeters in
vliegtuigen. Met een radiohoogtemeter wordt de vlieghoogte van het vliegtuig gemeten
en deze real-time hoogte-informatie wordt in diverse vliegveiligheidsfuncties aan
boord gebruikt. Een goede werking is daarom essentieel. Deze zorgen zijn voor het
eerst in de Verenigde Staten opgebracht. In de Verenigde Staten zijn de 5G bandgrenzen
anders, deze lopen van 3100 tot 3550 MHz en van 3700 tot 3980 MHz. In Europa liggen
de 5G band en de frequentieband die voor radiohoogtemeters wordt gebruikt dus verder
uit elkaar dan in de Verenigde Staten, waardoor er minder kans is op interferentie.
Voor zover nu bekend veroorzaakt het huidige gebruik van de 3,5 GHz band geen onacceptabele
verstoringen op de radiohoogtemeters. Niettemin wordt over dit onderwerp nog discussie
gevoerd in Europees verband, binnen de CEPT ECC. De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur
volgt deze ontwikkelingen en zal kennis nemen van de praktische ervaringen in landen
waar 5G netwerken in de 3400 MHz – 3800 MHz band worden uitgerold. Mocht in de toekomst
blijken dat beschermingsmaatregelen in de buurt van vliegvelden noodzakelijk zijn,
dan zal de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur de vergunninghouders verzoeken adequate
maatregelen te nemen. De basis hiervoor is dan de vergunningsvoorwaarde om passende
bescherming te bieden aan systemen in aangrenzende frequentiebanden. Overigens moet
op de lange termijn het vervangen van radiohoogtemeters in de luchtvaartsector voor
een duurzame oplossing zorgen.
3.4. Frequentietechnische voorwaarden
In de vergunningen zijn frequentietechnische voorwaarden opgenomen om storingen op
andere gebruikers te voorkomen. De technische voorwaarden in de bijlage van de vergunningen
verwijzen naar de Block Edge Mask (BEM) als gedefinieerd in de meest recente versie
van beschikking 2008/411/EG. Er is voor gekozen om in de vergunningen voor technische
voorwaarden te verwijzen naar de meest recente versie van de beschikking. De reden
is dat de structuur en duidelijke formulering in de beschikking dit mogelijk maken.
Het voordeel is dat er geen interpretatieverschillen kunnen zijn tussen vergunning
en beschikking. Tevens zijn eventuele wijzigingen in de technische voorwaarden van
de beschikking automatisch van toepassing op de vergunningen. De technische voorwaarden
staan in de bijlage van deze beschikking. In onderdeel A van die bijlage staan de
definities, in onderdeel B zijn de algemene parameters opgenomen en in onderdeel C
staat de BEM voor de basisstations. In artikel 1 van de vergunningen wordt verwezen
naar onderdeel A van de bijlage voor de definities. In bijlage 1, onderdeel I, van
de vergunningen wordt verwezen naar onderdeel B en C van de beschikking. Hierbij is
in een tabel aangegeven welke onderdelen uit de bijlage van de beschikking van toepassing
zijn op de vergunningen. Doordat hier sprake is van een dynamische verwijzing naar
beschikking 2008/411/EG zijn wijzigingen van de beschikking automatisch ook van toepassing
op de vergunningen. In geval van toekomstige wijzigingen van de beschikking zullen
de vergunninghouders hierover worden geïnformeerd door de Rijksinspectie Digitale
Infrastructuur. In de meeste gevallen zal hierbij een wijziging van de vergunning
niet noodzakelijk zijn. Een dynamische verwijzing zal echter niet volledig kunnen
voorkomen dat na een wijziging van de beschikking een aanpassing van de vergunningen
noodzakelijk is. Een aanpassing kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn indien artikelnummers
of tabellen uit de beschikking of bijlage van de beschikking veranderen waarnaar is
verwezen in de vergunningen. Mocht een dergelijke situatie van toepassing zijn, dan
zullen de vergunningen conform de gewijzigde beschikking worden aangepast.
De verschillende BEM-onderdelen uit de beschikking die in bijlage 1 onderdeel I van
de vergunningen van toepassing zijn verklaard, worden hieronder beschreven. Ter illustratie
is in de beschikking een voorbeeld van de BEM-onderdelen in een figuur opgenomen.
De waarden in de diverse tabellen uit de beschikking waarnaar wordt verwezen in de
vergunningen zijn leidend. In de tekst hieronder wordt verwezen naar diverse tabellen
uit de bijlage van voornoemde beschikking.
BEM onderdelen, Tabel 1
In tabel 1 zijn de definities opgenomen van de BEM-onderdelen die van toepassing zijn
op de basisstations met verschillende vermogensniveaus.
Grenswaarde in-blockvermogen, Tabel 2
In Tabel 2 staat de grenswaarde voor het in-blockvermogen van het basisstation. Hierbij
is aangegeven dat het niet verplicht is voor een lidstaat om een dergelijke grenswaarde
op te nemen. In Nederland is geen grenswaarde vastgelegd en daarom is Tabel 2 niet
van toepassing op de vergunning. In de toelichting bij Tabel 2 van de beschikking
wordt aangegeven dat lidstaten een grenswaarde kunnen bepalen voor femto-basisstations
die eventueel door consumenten zijn opgesteld en mogelijk dus niet gecoördineerd zijn
met omringende netwerken.
In Nederland vallen alle basisstations, ongeacht hun omvang, onder de verantwoordelijkheid
van de vergunninghouder. Er zijn geen ongecoördineerde basisstations. Mocht een consument
al een femto-basisstation opstellen, dan is dit op grond van de Telecommunicatiewet (artikel 10.15 eerste lid en tweede lid aanhef en onder b) alleen toegestaan, indien hier toestemming voor is van de vergunninghouder. In dat
geval is er sprake van een gecoördineerd basisstation dat onder de verantwoordelijkheid
van de vergunninghouder valt. Gelet hierop is het niet nodig om in Nederland een grenswaarde
voor femto-basisstations vast te leggen.
Grenswaarde basisvermogen, Tabel 3
Uitgangspunt van de landelijke netwerken is dat ze onderling gesynchroniseerd zijn
en daarom mag de vergunninghouder de maximale waarden vermeld in deze tabel niet overschrijden.
Hierbij wordt opgemerkt dat er onderscheid is tussen de waarde voor actieve antennes
en niet-actieve antennes.
Vermogensgrenzen overgangsgebied, Tabel 4
Voor gesynchroniseerde netwerken, hetgeen in Nederland het geval zal zijn, gelden
de genoemde grenswaarden. Ook hier is er onderscheid tussen de waarde voor actieve
antennes en niet-actieve antennes.
Grenswaarden voor beperkt basisvermogen, Tabel 5
De waarden genoemd in deze tabel zijn niet van toepassing voor de landelijke netwerken,
omdat het uitgangspunt is dat deze netwerken onderling gesynchroniseerd zijn.
Grenswaarden voor bijkomend basisvermogen onder de 3400 MHz, Tabel 6
De frequentieruimte onder de 3400 MHz wordt in Nederland gebruikt voor mobiele radarsystemen.
De bijbehorende grenswaarde uit deze tabel is weergegeven in rij B en moet door de
vergunninghouder in acht worden genomen. De rijen A en C zijn in Nederland niet van
toepassing.
Grenswaarden voor bijkomend basisvermogen boven de 3800 MHz, Tabel 7
De frequentieruimte boven de 3800 MHz wordt gebruikt voor satellietcommunicatie en
kan in geheel Nederland gebruikt worden. Tabel 7 is daarom van toepassing op de vergunningen.
De grenswaarden genoemd in deze tabel mogen niet overschreden worden.
Afwijkende frequentietechnische voorwaarden
In de vergunningen is in artikel 4, tweede lid een bepaling opgenomen waardoor de
vergunninghouder kan afwijken van de frequentietechnische voorwaarden die ervoor moeten
zorgen dat andere frequentiegebruikers geen storing ondervinden. De vergunninghouder
mag afwijken van de frequentietechnische voorwaarden, indien de vergunninghouder hierover
een schriftelijke overeenkomst afsluit met één of meer vergunninghouders in dezelfde
frequentieband die een hoger signaalniveau gaan ondervinden dan uit de frequentietechnische
voorwaarden voortvloeit. Gebruikers van het frequentiespectrum in deze band, die niet
betrokken zijn bij de overeenkomst, mogen geen storingen ondervinden van de hogere
signaalniveaus.
3.5. Synchronisatieparameters
In de vergunning zijn basisparameters opgenomen voor synchronisatie van de netwerken.
De 3,5 GHz-band is een ongepaarde frequentieband en radiosystemen die deze band gaan
gebruiken, maken gebruik van het principe Time Division Duplex (TDD). Hierbij wordt
in tijd op dezelfde frequentie afwisselend gezonden en ontvangen. Synchronisatie tussen
verschillende netwerken is nodig om zo efficiënt mogelijk gebruik te maken van de
frequentieruimte. De in de vergunning opgenomen parameters zijn gelijk aan de parameters
die de Duitse landelijke vergunninghouders onderling hebben afgesproken. Deze synchronisatieparameters
worden ook gebruikt door de Belgische vergunninghouders.
Het is de vergunninghouders toegestaan om in onderling overleg te komen tot andere
synchronisatieparameters voor hun netwerken. De vergunninghouders dienen wel rekening
te houden met synchronisatie met de netwerken die dezelfde frequentieruimte gebruiken
in aangrenzende landen.
In het geval van wijziging van de synchronisatieparameters moeten de vergunninghouders
van perceelgebonden netwerken in de banddelen 3400-3450 MHz en 3750-3800 MHz hierover
vroegtijdig worden geïnformeerd. De vergunninghouders van perceelgebonden netwerken
krijgen bij vergunningverlening immers een synchronisatieplicht opgelegd. In het geval
van wijziging van de synchronisatieparameters in de landelijke netwerken zullen zij
ook de synchronisatieparameters van hun netwerk moeten aanpassen, zodat ook in de
nieuwe situatie de landelijke en perceelgebonden netwerken onderling kunnen worden
gesynchroniseerd en zij geen hinder ondervinden van elkaar. Deze aanpassing kan voor
de vergunninghouders van perceelgebonden netwerken invloed hebben op hun communicatiestructuur
en mogelijk ook hun apparatuur. Zij zullen voor de aanpassing een redelijke tijd nodig
hebben afhankelijk van de omvang van de wijziging, hiervoor wordt een periode van
twaalf maanden gehanteerd. Een actueel overzicht van de vergunninghouders met perceelgebonden
netwerken staat op de website van de RDI.
3.6. Lokale netwerken in de 3400-3450 MHz en 3750-3800 MHz band
Vanaf 1 december 2023 is de frequentieband 3450 MHz – 3750 MHz beschikbaar voor landelijke
netwerken. Dit is onder andere gerealiseerd door de bestaande lokale netwerken te
migreren naar de 3400 MHz – 3450 MHz en 3750 MHz – 3800 MHz sub-banden of naar andere
frequentiebanden. De vergunningen voor deze lokale netwerken hebben een einddatum
van 31 augustus 2026. Een actueel overzicht van de vergunninghouders van deze lokale
netwerken staat op de website van de RDI.
De gemigreerde lokale netwerken mogen tot september 2026 (einddatum vergunning) niet
met ontoelaatbare storing te maken krijgen van de landelijke netwerken. Om onderlinge
storingen te voorkomen hebben de vergunninghouders van lokale netwerken bij migratie
naar de 3400 MHz – 3450 MHz en 3750 MHz – 3800 MHz sub-banden in hun vergunning een
synchronisatievoorschrift opgelegd gekregen. Dit voorschrift zorgt voor synchronisatie
van lokale netwerken onderling waardoor de kans op onderlinge storing veel kleiner
wordt en ze in de frequentieruimte van 2 x 50 MHz ondergebracht kunnen worden. Tevens
wordt het door dit voorschrift voor landelijke vergunninghouders eenvoudiger om deze
lokale netwerken te beschermen. Het opgelegde voorschrift staat in bijlage 2 bij deze
toelichting. Deze synchronisatieparameters zijn het meest compatibel met de synchronisatieparameters
zoals die als basis zijn opgenomen in de landelijke vergunningen. Het is niet mogelijk
om dezelfde synchronisatieparameters op te leggen aan deze groep lokale netwerken,
omdat dit met de bestaande apparatuur van de lokale vergunninghouders niet mogelijk
is. Het vervangen van de apparatuur zodat dat wel mogelijk zou worden, is op dit moment
nog niet goed mogelijk. Voor bedrijfstoepassingen is deze apparatuur nog maar beperkt
beschikbaar, relatief duur en er is te weinig ervaring mee.
Vergunninghouders van de landelijke netwerken dienen bij de uitrol van hun netwerken
rekening te houden met deze lokale netwerken. Op welke wijze de landelijke vergunninghouder
de bescherming realiseert, wordt geheel aan hem overgelaten. De vergunninghouder kan
storing op lokale netwerken bijvoorbeeld voorkomen door het toepassen van Downlink
Symbol Blanking, een geografische afstand in acht te nemen, aanliggende frequentieruimte
beperkt te gebruiken, het uitgezonden vermogen te beperken of de antennekarakteristieken
aan te passen. Wat de benodigde beperking van het uitgestraalde vermogen moet zijn
om een niet-gesynchroniseerd netwerk te beschermen kan de vergunninghouder zien in
de meest recente versie van Beschikking 2008/411/EG, bijlage, onderdeel C, tabel 5.
De daadwerkelijk benodigde beperking van het uitgestraalde vermogen is afhankelijk
van configuratie en het gebruik van het lokale netwerk. Het is ook mogelijk dat de
landelijke vergunninghouder een overeenkomst sluit met een vergunninghouder van een
lokaal netwerk, waarin afspraken kunnen worden opgenomen over de mate van storing
die de lokale vergunninghouder accepteert, dat hij gebruik gaat maken van 5G-technologie
waardoor er geen storing ontstaat, of dat hij kiest voor een andere communicatieoplossing.
Nieuwe vergunningen in de 3400 MHz – 3450 MHz en 3750 MHz – 3800 MHz sub-banden voor
perceelgebonden netwerken, krijgen als bepaling mee dat zij volledig moeten synchroniseren
met de landelijke netwerken, op basis van dezelfde framestructuur. De vergunninghouder
van een perceelgebonden netwerk mag hiervan afwijken op het moment dat er op een andere
wijze wordt gewaarborgd dat er geen storing wordt veroorzaakt op de landelijke netwerken
en/of andere netwerken in de 3400 MHz – 3800 MHz-band. In dat geval moeten eventuele
storingen van landelijke netwerken en andere perceelgebonden netwerken geaccepteerd
worden.
3.7. EMC-beleidsregel
Op basis van artikel 17, eerste lid, onderdeel e van het Frequentiebesluit 2013 worden in de vergunningen voorschriften opgenomen om te voorkomen dat met het vergunde
frequentiegebruik ontoelaatbare belemmeringen in elektrische of elektronische apparaten
of radioapparaten (waaronder ontvangers) worden veroorzaakt. Anders dan in vergunningen
voor elektronische communicatiediensten in andere frequentiebanden wordt in de ontwerp
vergunningen geen specifieke bepaling opgenomen ten aanzien van ziekenhuizen. Deze
bepaling was relevant voor het frequentiegebied van 100 kHz tot en met 2,5 GHz en
de kans dat het frequentiegebruik in de 3,5 GHz-band hier effect op heeft, is zeer
gering.
3.8. Storingen op en door netwerken/systemen in de buurlanden
De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur heeft een aantal overeenkomsten afgesloten
met de buurlanden om storingen van en met netwerken in buurlanden te voorkomen. Naast
het voorkomen van storingen hebben de overeenkomsten ook tot doel om alle landen gelijkwaardige
toegang tot het frequentiespectrum te geven in de grensgebieden (het principe van
‘equitable access’ uit de Radio Regulations). De afspraken met de buurlanden zijn verwerkt in de vergunningsvoorwaarden.
Daarnaast moedigt de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur overeenkomsten tussen
vergunninghouders aan om de coördinatie in de grensgebieden en de dekking van deze
gebieden te verbeteren. Dit is in overeenstemming met de afspraken gemaakt in de multilaterale
overeenkomsten. In dit verband worden vergunninghouders ook gewezen op het belang
van onderlinge coördinatie bij het gebruik van bepaalde technologieën om storingen
te voorkomen.
3.9 Toezicht op de vergunningen
Toezicht op het frequentiegebruik is volledig belegd bij de RDI. De uitgangspunten
voor de uitvoering van het toezicht zijn beschreven in het Toezichtkader Mobiele Communicatie. Het Toezichtkader – voorheen Toezichtarrangement – is na vaststelling in juni 2012,
in 2020 geactualiseerd. Het Toezichtkader is in 2023 in concept gewijzigd ten behoeve
van de uitgifte van de 3,5 GHz-band. Parallel daaraan is een concept meetprotocol
voor controle van de ingebruiknameverplichtingen uit de 3,5 GHz-band opgesteld. Begin
2024 worden de definitieve versies van het Toezichtskader en het meetprotocol definitief
vastgesteld. Op de 3,5 GHz-vergunningen is geen dekkings- en snelheidseis van toepassing,
maar alleen een ingebruiknameverplichting conform de Nota Mobiele Communicatie 2019.
Ten behoeve van het toezicht op het frequentiegebruik zal onder andere gebruik worden
gemaakt van monitoring, dat wil zeggen het verzamelen van gegevens over de mate of
vorm van spectrumgebruik om daarmee actuele gegevens te kunnen opleveren ten aanzien
van de ontwikkelingen in het spectrum en de mate van naleving van de vergunningsvoorwaarden.
Verder zal ook gebruik gemaakt worden van informatie die afkomstig is van de vergunninghouders
zelf. De keuze van in te zetten technologie en de vorm van de dienstverlening liggen
immers bij de vergunninghouder, deze wordt niet voorgeschreven.
4. Overige aspecten met betrekking tot de vergunning
4.1. Algemeen
Een houder van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van
het aanbieden van elektronische communicatiediensten is naast de verplichtingen uit
de vergunning zelf, eveneens aan verplichtingen bij of krachtens de Telecommunicatiewet (Tw) gebonden. Deze verplichtingen hebben onder andere betrekking op de mededeling
en registratieplicht bij de Autoriteit Consument en Markt, aftapbaarheidsverplichting,
continuïteit van dienstverlening en het antenneregister. De Minister (de RDI), de
Autoriteit Persoonsgegevens dan wel de Autoriteit Consument en Markt houden hier toezicht
op. In artikel 15.1 van de Tw is aangegeven welke instantie op welke delen van de Tw toezicht houdt.
4.2. Vergoedingen
Naast de veilingprijs is de vergunninghouder vergoedingen verschuldigd voor de verlening,
eventuele wijziging of overdracht van een vergunning en het toezicht op de naleving
van regels, voorschriften en beperkingen. De vergunninghouder betaalt deze vergoedingen
aan de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur. De hoogte van de vergoedingen wordt
jaarlijks opnieuw vastgesteld in de Regeling vergoedingen Rijksinspectie Digitale Infrastructuur. Deze Regeling wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
Eenmalige en jaarlijkse vergoedingen Rijksinspectie Digitale Infrastructuur
De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur brengt de houders van een vergunning vergoedingen
(retributies) in rekening. Anders dan bij belastingen, waarbij geen sprake is van
een (concrete) tegenprestatie van de overheid, gaat het bij een retributie om een
vergoeding die de overheid in rekening brengt voor de toekenning van een bijzonder
individualiseerbaar voordeel voor een deelnemer aan het economische verkeer. In dit
geval is dat voordeel de toekenning van het frequentiegebruiksrecht en het toezicht
op het gebruik van de betrokken frequentieruimte.
De verschuldigde vergoedingen voor de uitvoering dienen om de kosten te dekken van
de werkzaamheden van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur, die voortvloeien uit
haar wettelijke taken voor uitvoering en toezicht. De werkzaamheden van de Rijksinspectie
Digitale Infrastructuur bestaan uit kosten voor het verlenen van de vergunning. De
kosten hiervan worden eenmalig in rekening gebracht. Daarnaast zijn er werkzaamheden
zoals het verwerven van frequentieruimte, internationale afspraken, het toezicht op
de gestelde vergunningsvoorwaarden en het controleren op illegaal frequentiegebruik.
De kosten daarvoor worden per kalenderjaar in rekening gebracht. Het niet (of gedeeltelijk)
gebruiken van de toegewezen frequentieruimte ontslaat de vergunninghouder niet van
zijn betalingsplicht. De kosten voor uitvoering en toezicht worden namelijk gemaakt
ongeacht het gebruik van de frequentieruimte door de vergunninghouder.
De vergoedingen voor de 3,5 GHz-vergunningen staan voor het jaar 2024 in de Regeling vergoedingen Rijksinspectie Digitale Infrastructuur 2024. Deze Regeling zal worden gewijzigd via de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen 3,5 GHz-band 2024. Het tarief van ongepaarde frequentieruimte per MHz (tarief II) wordt dan gewijzigd
van € 4.893 in: € 4.300. De tarieven voor subcategorie I.A.5 van de Regeling vergoedingen
wordt dan:
I
|
(SUB)CATEGORIEËN
MET BETREKKING
TOT HET GEBRUIK
VAN FREQUENTIE-RUIMTE
|
Verdeel sleutel voor de subcategorie
|
Vergoeding eenmalig gemaakte uitvoeringskosten (I)
|
Vergoeding voor gemaakte
toezichtskosten
en kosten anders dan onder kolom I genoemd (II)
|
Vergoeding voor werk zaamheden artikel 5, eerste lid
(III)
|
A
|
Elektronische communicatie netwerken en -diensten, Landelijke exclusieve vergunningen
(exclusief omroep)
|
|
|
|
|
5
|
800-900-1400-1800-2100-2600-3600 MHz
(Per vergunning en per MHz)
|
Per vergunning (tarief I) en/of
per MHz (tarief II)
|
€ 991
|
€ 9.788 (gepaard) en
€ 4.300 (ongepaard)
|
B
|
Voor het verlenen van een vergunning wordt per vergunning eenmalig een vergoeding
voor de gemaakte uitvoeringskosten in rekening gebracht.
Als een vergunning in de loop van een kalenderjaar wordt verleend, wordt de vergoeding
voor het toezicht en andere kosten (de jaarlijkse vergoeding) naar rato berekend.
Dat betekent dat in het jaar dat de vergunning wordt verleend (2024) een fractie X/366
in rekening wordt gebracht, waarbij X het aantal resterende dagen van dat jaar na
de dag van vergunningverlening is.
De jaarlijkse vergoeding wordt steeds aan het begin van het kalenderjaar in rekening
gebracht.
4.3. Mogelijkheid tot gespreide betaling verschuldigd bedrag veiling
Gespreide betaling van het verschuldigde bedrag is mogelijk als de aanvrager daarom
verzoekt door middel van het aanvraagformulier. Indien de aanvrager verzoekt om gespreide
betaling, dan wordt dit in de te verlenen vergunningen opgenomen. In dat geval wordt
de vergunninghouder voor één jaar, gerekend vanaf de dag na het verlenen van de vergunning(en),
uitstel van betaling verleend voor de betaling van de helft van het verschuldigde
bedrag. Op grond van artikel 4:101 van de Algemene wet bestuursrecht is wettelijke rente verschuldigd. Voor het uitgestelde bedrag (de helft van het verschuldigde
bedrag) wordt daarom de wettelijke rente in rekening gebracht, te rekenen vanaf twee
weken na de dag van vergunningverlening, tot en met de dag van betaling van de tweede
helft van het verschuldigde bedrag. Deze wettelijke rente is de rente zoals bepaald
in artikel 1 van het Besluit vaststelling wettelijke rente.
4.4. Mogelijkheden tot overdracht van vergunningen
Overdracht
Een vergunning kan op aanvraag van de houder van die vergunning aan een andere rechtspersoon
worden overgedragen. Daarvoor is toestemming van de Minister nodig. Deze toestemming
kan onder beperkingen worden verleend en er kunnen voorschriften aan worden verbonden.
In algemene zin geldt dat toestemming zal worden verleend indien degene aan wie de
vergunning wordt overgedragen aan dezelfde eisen voldoet als die ten tijde van de
verdeling aan een aanvrager werden gesteld. Dit houdt onder meer in dat overdracht
slechts kan, mits de overdracht er niet toe leidt dat de vergunninghouder daardoor
de beschikking krijgt over meer frequenties dan hij mag bezitten op grond van hetgeen
is bepaald in de Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020. Daarnaast dient ook uit hoofde van doelmatig frequentiegebruik en de mededinging
geen bezwaar te bestaan tegen de overdracht. De regelgeving hierover staat in artikel 3.20 van de Tw.
Ter dekking van de kosten van de werkzaamheden met betrekking tot het verlenen van
toestemming voor de overdracht van een vergunning is een vergoeding verschuldigd door
de verkrijger van de over te dragen vergunning. De vergoeding wordt vastgesteld op
grond van de uurtarieven die zijn vastgelegd in de Regeling vergoedingen Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.
Gedeeltelijke overdracht
Het is ook mogelijk een vergunning gedeeltelijk over te dragen. Als ‘gedeeltelijke
overdracht’ wordt gezien het afsplitsen van een deel van het in de vergunning vervatte
gebruiksrecht ten behoeve van een derde. Dit leidt in de eerste plaats tot een wijziging
van de oorspronkelijke vergunning in een vergunning die bestaat uit meerdere delen
(of meerdere vergunningen).
Op gedeeltelijke overdracht zijn dezelfde regels van artikel 3.20 van de Tw van toepassing als op gehele overdracht.
Gehele of gedeeltelijke overdracht stuit de termijnen voor de ingebruiknameverplichting
van de oorspronkelijke vergunning niet. Dit betekent dat de nieuwe vergunninghouder
na overdracht moet voldoen aan de oorspronkelijke termijn van de ingebruiknameverplichting.
Bij een gedeeltelijke overdracht die leidt tot het wijzigen van een vergunning worden
op grond van de Regeling vergoedingen Rijksinspectie Digitale Infrastructuur wijzigingskosten en overdrachtskosten in rekening gebracht. De wijzigingskosten worden
bij de houder van de vergunning in rekening gebracht. De overdrachtskosten worden
bij de verkrijger in rekening gebracht.
4.5. Mogelijkheden tot verhuur van vergunningen
Een vergunning kan op aanvraag van de houder van die vergunning aan een andere rechtspersoon
geheel of gedeeltelijk worden verhuurd. Daarvoor is toestemming van de Minister nodig.
Deze toestemming kan onder beperkingen worden verleend en er kunnen voorschriften
aan worden verbonden.
In algemene zin geldt dat toestemming zal worden verleend indien degene aan wie de
vergunning geheel of gedeeltelijk wordt verhuurd, aan dezelfde eisen voldoet als die
ten tijde van de verdeling aan een aanvrager werden gesteld. Dit houdt onder meer
in dat verhuur slechts kan, mits de verhuur er niet toe leidt dat de huurder daardoor
de beschikking krijgt over meer frequenties dan hij mag bezitten op grond van hetgeen
is bepaald in de Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020. Daarnaast dient ook uit hoofde van doelmatig frequentiegebruik en de mededinging
geen bezwaar te bestaan tegen de verhuur. De regelgeving hierover staat in artikel 3.20a van de Tw.
De vergunninghouder blijft aansprakelijk voor de naleving van alle gestelde regels
met betrekking tot het frequentiegebruik en van de aan de vergunning verbonden voorschriften
en beperkingen. In een voorkomend geval zal de vergunninghouder worden aangemerkt
als overtreder en niet de huurder.
Ter dekking van de kosten van de werkzaamheden met betrekking tot het verlenen van
toestemming voor het gedeeltelijk of geheel verhuren van een vergunning is een vergoeding
verschuldigd door de verkrijger van de te verhuren vergunning. De vergoeding wordt
vastgesteld op grond van de uurtarieven die zijn vastgelegd in de Regeling vergoedingen Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.
4.6. Wijziging of intrekking van vergunningen
In een aantal gevallen heeft de Minister de plicht of de bevoegdheid een vergunning
in te trekken of te wijzigen. De regels hiervoor staan in artikel 3.19 van de Tw.
5. Marktconsultatie
Dit besluit en een ontwerp van de vergunningen van 10 MHz en 60 MHz zijn voorbereid
met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Daartoe zijn zij ook geplaatst op www.internetconsultatie.nl. Van 31 maart 2023
tot en met 11 mei 2023 konden belanghebbenden, gebruikers en consumenten zienswijzen
naar voren brengen omtrent dit besluit. Een aantal ontvangen zienswijzen had geen
betrekking op dit besluit zelf, maar op het onderliggende NFP-besluit 3,5 GHz-band, waaronder de bandindeling, de aangekondigde evaluatie en de wens tot het concreet
benoemen van gebieden van groot economisch belang. Ook kwam de samenhang met (toekomstige)
frequentie-uitgiftes regelmatig terug, zoals de uitgifte van perceelgebonden vergunningen
en de mogelijkheden van de 3800 – 4200 MHz-band. Zienswijzen die zagen op deze onderwerpen
zullen, waar mogelijk en waar nodig, in dat kader worden meegenomen. Daarnaast is
er in de tussentijd overeenstemming bereikt door Inmarsat en de Minister, en is het
NFP dienovereenkomstig gewijzigd, waardoor het niet meer noodzakelijk is te voorzien
in voorschriften voor een tijdelijke verdeling. Hierna wordt vooral gereageerd op
de ontvangen zienswijzen voor zover die zagen op dit besluit.
5.1. Algemeen
Een aantal respondenten heeft suggesties gedaan om vergunningsvoorwaarden aan te passen
ten gunste van lokale netwerken. Daarbij is aandacht gevraagd voor gebieden met hoog
economisch belang, zoals havengebieden, waarvoor wordt gesuggereerd om hier de dekkingseis
te beperken.
In reactie hierop: de 3,5 GHz-band is enkele jaren geleden door de Europese Commissie
aangewezen als pionier band voor 5G-netwerken. Dientengevolge moesten lidstaten voldoende
grote blokken aaneengesloten spectrum in de band beschikbaar stellen voor deze netwerken.
Daarbij komt dat het hier om een TDD-band gaat waarin onderlinge synchronisatie tussen
netwerken belangrijk is voor een doelmatig gebruik van dit spectrum. De landelijke
mobiele netwerken in Nederland leggen spectraal als geografisch het grootste beslag
op deze band. Dat betekent dat optimalisering van dergelijke condities voor landelijke
mobiele netwerken veel gewicht in de schaal legt. Er wordt daarom vastgehouden aan
het beginsel dat door de MNO’s onderling afgesproken en tevens met de buurlanden afgestemde
synchronisatiestructuur geldt voor de gehele frequentieband en in geheel Nederland. Het volledig vrij laten van de synchronisatiestructuurkeuze
voor lokale vergunninghouders heeft te grote consequenties qua onderlinge interferentie
en daarmee ook voor de doelmatigheid van het spectrumgebruik in deze band. Verder
wordt aan de wens om de dekking te beperken in gebieden met hoog economisch belang
niet tegemoet gekomen. Juist in deze gebieden is het van belang dat landelijke mobiele
netwerken de mogelijkheid wordt geboden om hun diensten aan te bieden. De 5G technologie
is meer dan de bestaande technologieën in staat om specifieke diensten aan te bieden,
toegesneden op groepen van gebruikers of sectoren. Tevens zou er een onuitvoerbare
lappendeken ontstaan aan dekkingsvoorschriften waar vergunninghouders zich dan aan
hebben te houden. Dit wordt niet als reëel geacht.
5.2. Vergunningstermijn
Voor wat betreft de vergunningstermijn geeft een respondent aan dat de vergunningen
voor onbepaalde tijd, althans voor een periode van (minimaal) 40 jaar uitgegeven zouden
moeten worden. Als alternatief is het verzoek om een bepaling op te nemen dat de vergunningen
automatisch worden verlengd na afloop.
Het uitgiftebeleid voor vergunningen voor mobiele communicatie is vastgelegd in de
Nota Mobiele Communicatie 2019. Hierin wordt de vergunningsduur voor de vergunningen voor de lage (700, 800 en 900 MHz)
en hoge (1.400, 1.800, 2.100, 2.600 en 3.500 MHz) frequentiebanden beschreven. De
gekozen vergunningsduur van deze vergunningen creëert om de 10 jaar een verdeelmoment
waarin zowel lage als hoge frequenties worden aangeboden. In de nota wordt ook beschreven
dat voor de 3,5 GHz-vergunningen wordt uitgegaan van een vergunningsduur tussen de
14 en 18 jaar, met een einddatum van 2040. Bij het verdelen van de geharmoniseerde
frequenties zoals de 3,5 GHz-band, is de einddatum van deze vergunningen in lijn gebracht
met de in de nota genoemde verdeelmomenten. Inmiddels is deze systematiek toegepast
in de vergunningen die zijn uitgegeven in de 700, 800, 900, 1400, 1800, 2100 en 2600 MHz-banden.
Verder is de Minister niet bevoegd om de vergunning automatisch te verlengen, aangezien
in artikel 18 en 18a van het Frequentiebesluit 2013 is bepaald dat de Minister tussen de twee en vijf jaar voor afloop van de vergunning
een beslissing neemt over een eventuele verlenging. De vergunningstermijn voor de
3,5 GHz-vergunningen wordt daarom niet gewijzigd. Ten slotte is een vergunning voor
onbepaalde tijd niet verenigbaar met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur,
in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel, zoals dat in de jurisprudentie is onderkend. Met een vergunning voor onbepaalde tijd zouden potentiële gegadigden in de toekomst
de ruimte worden ontnomen om naar de vergunning mee te dingen.
Een respondent geeft aan dat de vergunningsduur regelmatig zou moeten worden getoetst
aan de hand van bijvoorbeeld gewijzigde economische en maatschappelijke omstandigheden.
De Minister wil juist partijen lange termijnzekerheid bieden door vooraf te bepalen
wat de vergunningsduur zal zijn van het te veilen spectrum. Dit is ook Europees zo
bepaald. De vergunningsduur kan niet afhankelijk worden gemaakt van gewijzigde strategische
maatschappelijke belangen. Partijen die deelnemen aan de veiling hebben vooraf rechtszekerheid
nodig.
5.3. Landelijke vergunningen
Een respondent geeft aan dat in de toelichting staat dat de vergunningen in het hele
land geldig zijn inclusief de territoriale wateren en op vaste installaties in de
Nederlandse Exclusieve Economische Zone op de Noordzee, maar dat dit niet in de vergunningen
staat en deze respondent verzoekt de Minister om de vergunningen op dit punt te verduidelijken.
In de vergunningen staan nu geen beperkingen opgenomen ten aanzien van het gebied
waarvoor de vergunning geldig is en daarmee is deze vergunning in het gehele land
geldig. In artikel 1.2 van de Telecommunicatiewet is namelijk vastgelegd dat de bepalingen vastgesteld bij of krachtens deze wet mede
gelden op en met betrekking tot installaties ter zee in de zin van de Wet installaties Noordzee. Dit stramien is gebruikt voor alle landelijke vergunningen voor mobiele communicatie,
zoals voor de 800 MHz, 900 MHz, 1800 MHz banden etc. Om nu af te wijken van dit stramien
voor de 3,5 GHz-band kan dat leiden tot toekomstige discussies over de landelijke
geldigheid van de eerder verstrekte vergunningen. Om dit te voorkomen worden de ontwerpvergunningen
op dit punt niet gewijzigd.
5.4. Vaste installaties
Een respondent vraagt om verduidelijking van de term van vaste installaties zoals
deze wordt gebruikt in de toelichting bij de uitleg over de landelijke geldigheid
van de vergunningen.
In de toelichting op de vergunningen is hierover een verwijzing gemaakt naar artikel 1.2 van de Tw en artikel 1 van de Wet installaties Noordzee waarin wordt uitgelegd wat wordt bedoeld. In deze wet worden onder installaties ter
zee verstaan: installaties opgericht buiten de territoriale wateren op de bodem van
het deel van de Noordzee waarvan de grenzen samenvallen met die van het aan Nederland
toekomende gedeelte van het continentale plat. In artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet is het begrip vaste installatie als volgt gedefinieerd: een specifieke combinatie
van verschillende soorten apparaten en eventuele andere inrichtingen, die samengebouwd,
geïnstalleerd en bestemd zijn voor permanent gebruik op een van te voren vastgestelde
locatie.
5.5. Ingebruiknameverplichting
Een aantal respondenten heeft verzocht om de ingebruiknameverplichting te verzwaren
bijvoorbeeld met een factor 3, dan wel met een factor 5. Een andere respondent heeft
verzocht om de ingebruiknameverplichting van de vergunningen juist te verlagen. Daarnaast
stelt een respondent als alternatief voor om een dekkingseis te stellen vergelijkbaar
aan de dekkingseis die is gesteld in de 700 MHz-vergunningen.
In de Nota Mobiele Communicatie 2019 is de ingebruiknameverplichting voor de vergunningen
voor mobiele communicatie waaronder ook die in de 3,5 GHz-band vastgesteld en toegelicht.
Een strenge ingebruiknameverplichting (en daarmee ook dekkingseis) kan een toetredingsdrempel
vormen. Een lage ingebruiknameverplichting kan daarentegen de mogelijkheid bieden
voor ongewenste speculatie. Hierin is een balans gevonden door de eis in twee fasen
– na 2 en na 5 jaar – op te laten lopen waarbij de oppervlakte van de 5-jaarstermijn
een vertienvoudiging is van de oppervlakte van de 2-jaarstermijn. Voor een nadere
toelichting wordt in de Nota Mobiele Communicatie 2019 verwezen naar de consultatie
van het beleidsvoornemen met het uitgiftebeleid 3,5 GHz. Dezelfde fasering is toegepast
in de vergunningen die zijn uitgegeven in de 700, 800, 900, 1400, 1800, 2100 en 2600 MHz-banden.
De ingebruiknameverplichting is derhalve niet aangepast. Voor wat betreft het verzoek
om een dekkingseis te stellen vergelijkbaar aan de dekkingseis die is gesteld in de
700 MHz-vergunningen wordt opgemerkt dat de 3,5 GHz-band is bedoeld als capaciteitsband
en niet als frequentieband om een bepaalde dekking mee te realiseren. Tevens kan worden
opgemerkt dat in de 700 MHz vergunningen naast een dekkingsverplichting ook een snelheidsverplichting
is opgenomen. Vergunninghouders kunnen hieraan voldoen door gebruik te maken van alle
frequentiebanden waarvoor ze een vergunning hebben gekregen en dat kan in de toekomst
ook de 3,5 GHz-band zijn.
Een aantal respondenten stelt voor de ingebruiknameverplichting te koppelen aan de
mogelijkheden tot eventuele doorverkoop van de in de veiling verworven frequenties.
Concreet wordt daarbij voorgesteld dat een vergunning pas mag worden doorverkocht
of -verhuurd, nadat de betreffende vergunninghouder aan zijn ingebruiknameverplichting
heeft voldaan. Deze respondenten vinden het onwenselijk dat partijen om louter speculatieve
redenen frequenties verwerven om ze (voor de afloop van de termijnen voor de ingebruiknameverplichting)
te kunnen verhandelen.
De Minister gaat niet mee met dit voorstel. Gelet op de limitatieve opsomming van
vergunningsvoorschriften in artikel 17 van het Frequentiebesluit 2013 is het niet mogelijk om een dergelijke bepaling op te nemen in de vergunningen. De
Minister is voorts inhoudelijk van mening dat zij niet kan oordelen of een partij
speculatieve bedoelingen heeft en dat met het voorgestelde doorverkoop- of verhuurverbod
belemmeringen kunnen worden opgeworpen voor serieuze nieuwe partijen. Dat is onwenselijk
gelet op de veilingdoelstelling van realistische kansen voor alle mogelijke deelnemers.
Tenslotte wijst de Minister erop dat alle bieders in de veiling zelf aan zet blijven.
Een bieder zal rationeel bieden en kan niet verrast worden. Als een bieder zijn vraag
omlaag brengt bij stijgende rondeprijzen dan is zijn marginale waardering voor vergunningen
die hij laat lopen kennelijk lager dan concurrerende bieders bereid zijn te betalen.
Het ligt dan niet in de rede dat een winnaar van zo’n duurdere vergunning na de veiling
de vergunning zou weten door te verkopen tegen een nog hogere prijs. En dat is nog
onwaarschijnlijker als zo’n partij nog niet heeft voldaan aan zijn ingebruiknameverplichting.
Een respondent onderschrijft de doelen van de ingebruiknameverplichting, maar geeft
aan dat deze de duurzaamheid in de weg kunnen staan. Zo is het mogelijk dat radioapparatuur
tijdelijk niet aan staat als de hoeveelheid verkeer via andere frequentiebanden afgewikkeld
kan worden. De respondent geeft aan dat het concept meetprotocol van de RDI dit punt
al meeneemt en verzoekt de Minister om de ingebruiknameverplichting dusdanig te definiëren
dat duurzame inzet mogelijk is. De Minister is van mening dat met de huidige definitie
van de ingebruiknameverplichting duurzaam gebruik van de frequentieruimte reeds mogelijk
is. In de ingebruiknameverplichting is namelijk niet vastgelegd op welke wijze de
vergunninghouder gebruik moet maken van de frequentieruimte. De invulling is geheel
aan de vergunninghouder en dat kan ook op een duurzame manier zijn. Bij het toezicht
op de ingebruiknameverplichting zal rekening worden gehouden met het duurzaam gebruik
van frequentieruimte zoals nu het geval is in het concept meetprotocol.
Een respondent zoekt bevestiging dat aan de ingebruiknameverplichting voldaan kan
worden middels dekking op vaste installaties op het Nederlandse deel van het continentaal
plat.
De tekst in de toelichting op de vergunningen is op dit punt gewijzigd en het antwoord
op dit verzoek is hiermee bevestigend.
5.6. Internationale overeenkomsten
Een respondent merkt op dat in de voetnoten bij artikel 1, eerste lid, onder c en
d wordt verwezen naar de website van de RDI, zonder dat de multilaterale en coördinatieovereenkomst
daar te vinden zijn.
Inmiddels zijn ook de multilaterale overeenkomst en de coördinatieovereenkomst voor
de 3400-3800 MHz toegevoegd op de website van de RDI.
5.7. Vergoeding toezichtkosten
Een respondent stelt een vraag over de hoogte van de vergoeding voor de toezichtkosten
van de RDI voor de 3,5 GHz-band. Spoedig na de veiling van de 3,5 GHz-band worden
de vergunningen verleend. De hoeveelheid te veilen frequentieruimte is in totaal maximaal
300 MHz. Dit kan voor de RDI een toename in de totale opbrengsten van categorie I.A.5
betekenen, terwijl de werkzaamheden niet in dezelfde verhouding toenemen.
Deze vraag heeft geleid tot een wijziging van de Regeling vergoedingen Rijksinspectie Digitale Infrastructuur 2024 door middel van de veilingregeling. Hierbij is de jaarlijkse vergoeding in die subcategorie verlaagd.
5.8. Eventuele wijziging indeling 3400 – 3800 MHz band na 2030
Enkele respondenten hebben opmerkingen gemaakt over het voorschrift van artikel 2,
derde lid, van de ontwerpvergunningen. In artikel 2, derde lid, van de ontwerpvergunningen
was – kort gezegd – bepaald dat vergunninghouders geen recht op compensatie zouden
hebben als de Minister na de aangekondigde evaluatie van de bandindeling zou besluiten
dat er een zogenoemde ‘schuif naar beneden’ plaats zou moeten vinden. Deze respondenten
waren van mening dat dit een onredelijk voorschrift was dat geen plaats zou moeten
krijgen in de definitieve vergunningen.
De Minister heeft gevolg gegeven aan deze opmerkingen en heeft het voorschrift niet
opgenomen in de definitief te veilen vergunningen. Ten overvloede merkt de Minister
wel op dat hieruit niet de conclusie kan worden getrokken, dat vergunninghouders bij
een eventuele ‘schuif naar beneden’ zonder meer recht zullen hebben op compensatie.
Het niet-opnemen van het voorschrift van artikel 2, derde lid, in de definitieve vergunningen,
heeft uitsluitend als gevolg dat compensatie niet (meer) op voorhand wordt uitgesloten.
Of vergunninghouders bij een eventuele ‘schuif naar beneden’ recht hebben op compensatie,
zal afhangen van de omstandigheden van het geval en van de toepassing van het Nederlandse
schadevergoedings- en/of nadeelcompensatierecht.
5.9. Een dubbel lid in artikel 2 ontwerpvergunning 60 MHz
Enkele respondenten merken op dat in de geconsulteerde ontwerpvergunning van 60 MHz,
artikel 2 tweede lid en derde lid een duplicaat van elkaar lijken te zijn.
Het tweede lid en derde lid hebben hetzelfde doel. De ontwerpvergunning is op dit
punt gewijzigd. Het tweede lid is verwijderd en de laatste zin in het derde lid is
tevens verwijderd (zie de paragraaf hierboven over de ‘eventuele wijziging indeling
3400 – 3800 MHz band na 2030’).
5.10. Bescherming lokale netwerken
Een respondent stelt dat de bescherming van bestaande lokale netwerken en onvoldoende
informatie hierover zal leiden tot blijvende onzekerheid. Er is onvoldoende duidelijkheid
over interferentieniveaus en oplossingsmogelijkheden, de beschikbare rapporten zijn
niet voldoende representatief en voorgestelde oplossingen zijn deels niet uitvoerbaar.
Zij stellen voor om lokale netwerken volledig te synchroniseren, onder te brengen
in de uiteinden van de 3400 – 3800 MHz band of om lokale vergunningen in te trekken.
De bescherming van bestaande lokale netwerken (met een vergunning die vóór 2018 is
verleend en een looptijd heeft tot 1 september 2026) omvat een beperkte periode (minder
dan 10%) van de looptijd van de landelijke vergunningen. Het gebied waarin rekening
gehouden moet worden is tevens een beperkt deel van het landoppervlak van Nederland.
De lokale vergunningen worden daarnaast verplicht om een bepaald synchronisatieschema
te hanteren, waarmee de storingen op landelijke netwerken worden beperkt. Tevens zijn
zij gemigreerd naar naastliggende frequentieruimte om storingen op toekomstig landelijk
frequentiegebruik te voorkomen. Het is niet mogelijk om vooraf interferentieniveaus
te bepalen, want dat hangt in grote mate af van het netwerk en de uitrol van de verkrijger
van een of meer landelijke vergunningen, vandaar dat de Minister enkele andere suggesties
heeft gedaan. De technische gegevens zoals deze in de vergunningen van de lokale netwerken
zijn opgenomen, zullen aan de aanvragers ter beschikking worden gesteld. De Minister
vindt het opleggen van aanvullende maatregelen zoals volledige synchronisatie, de
beperking van de omvang van de vergunningen tot 20 MHz of het intrekken van de lokale
vergunningen voor de afloopdatum van deze vergunningen – na afweging van de diverse
belangen – een te zwaar, disproportioneel middel.
Een respondent vindt het ongewenst dat toekomstige lokale netwerken geen storing mogen
veroorzaken op landelijke netwerken en dat zij storingen van landelijke netwerken
moeten accepteren.
In het NFP is te zien dat de toekomstige lokale netwerken (d.w.z. perceelgebonden
netten) onder een bestemming vallen met dezelfde primaire status als de bestemming
waaronder de landelijke netwerken vallen in de 3450 – 3750 MHz band. In het uitgiftebeleid
voor perceelgebonden netten staat in paragraaf 5.2 beschreven dat als beide netwerken
zich houden aan de voorgeschreven synchronisatiestructuur en er in de praktijk toch
sprake is van een specifieke storingssituatie dat beide partijen onderling een gelijkwaardige
positie hebben in het oplossen van de storing, wat inhoudt dat zij hier gezamenlijk
voor verantwoordelijk zijn.
5.11. Afspraken met buurlanden
Een respondent geeft aan dat er voorafgaand aan de veiling duidelijkheid moet zijn
over de restricties die mogelijk gaan gelden ten aanzien van het frequentiegebruik
in het grensgebied. De afspraken voor de gehele 3450 – 3750 MHz-band zouden gelijk
moeten zijn.
De Minister onderschrijft de wens om deze duidelijkheid te kunnen geven, maar is daarbij
afhankelijk van de buurlanden. In de ontwerpvergunning wordt verwezen naar de huidige
overeenkomst, die dateert uit 2017. Er zijn gesprekken gaande met de buurlanden over
een wijziging van deze overeenkomst. De Nederlandse inzet van de onderhandelingen
is mede dat voor het gehele frequentiebereik van 3400 – 3800 MHz dezelfde afspraken
gelden.
5.12. Frequentietechnische voorwaarden
Er wordt verzocht om de frequentie-technische voorwaarden volledig uit te schrijven
om misverstanden te voorkomen. Tevens wordt gevraagd om vergunninghouders vroegtijdig
te informeren bij eventuele wijzigingen van beschikking 2008/411/EG die effect hebben
op de vergunningsvoorwaarden. Daarnaast zouden wijzigingen van de voorwaarden voor
lopende vergunningen alleen mogen gelden voor nieuwe apparatuur.
De voorwaarden in de beschikking 2008/411/EG zijn geschikt om naar te verwijzen, waardoor
interpretatieverschillen worden voorkomen. Tevens wordt met een verwijzing naar de
laatste versie van de beschikking bereikt, dat wijzigingen van deze beschikking automatisch
van toepassing zijn op de vergunning. Het laten gelden van wijzigingen voor alleen
nieuwe apparatuur is niet mogelijk. Nederland is als EU-lidstaat gehouden om de beschikkingen
te implementeren en bij de implementatie kan geen rekening gehouden worden met de
apparatuur van de vergunninghouders, tenzij de beschikking dit toestaat. Voordat de
technische voorwaarden in een beschikking worden gewijzigd, wordt er in de ECC onderzoek
gedaan naar de effecten. Bij dit soort onderzoeken worden operators van landelijke
openbare netwerken en hun (Europese) belangenorganisaties nadrukkelijk betrokken.
De vergunninghouders hebben hun eigen verantwoordelijkheid om hier zelf bij betrokken
te raken of dat via hun belangenorganisatie te regelen. Op deze wijze zijn vergunninghouders
vroegtijdig betrokken en kunnen ze hun standpunten inbrengen.
5.13. Passende bescherming
Een aantal respondenten gaat in op de passende bescherming die vergunninghouders moeten
bieden aan systemen in naastliggende frequentiebanden. Zo wordt er gesteld dat nu
voor het eerst radioastronomie en hoogtemeters worden genoemd en dat dit nieuwe onzekerheden
creëert over de inzetbaarheid van de landelijke vergunningen. Er wordt gevraagd naar
de technische karakteristieken van de radarsystemen onder de 3400 MHz en wat een passende
bescherming zou inhouden voor satellietgrondstations. Tevens wordt verzocht om de
vergunninghouders vroegtijdig te betrekken bij mogelijke problemen op het gebied van
passende bescherming en de vergunninghouders te informeren over de stand zaken van
de hoogtemeters en om het Nederlandse standpunt daarover met de vergunninghouders
af te stemmen.
De Block Edge Mask (BEM) is opgenomen in de frequentietechnische voorwaarden van de
vergunning, conform de recente versie van beschikking 2008/411/EG. Deze BEM zorgt
voor de bescherming van de systemen in naastliggende frequentiebanden. De BEM bevat
de minst beperkende voorwaarden om compatibiliteit met ander gebruik in naastliggende
frequentiebanden te realiseren. Er wordt niet uitgegaan van ‘worst-case’ situaties,
waardoor het in de praktijk mogelijk kan zijn dat in bepaalde omstandigheden toch
storingen kunnen ontstaan. Dit zal dan naar verwachting in een beperkt gebied zijn
en een beperkt aantal basisstations betreffen. In welke omstandigheden dit zich voordoet,
is van veel factoren afhankelijk en zal, vanwege technologische ontwikkelingen en
de ontwikkelingen in de landelijke netwerken en naastliggende systemen, gedurende
de looptijd van de vergunning kunnen veranderen. Het is vooraf niet aan te geven wanneer
deze situaties gaan ontstaan. Het verstrekken van radarkarakteristieken is daarmee
niet zinvol en in het geval van de defensieradars ook niet mogelijk. De bescherming
van radioastronomie en radiohoogtemeters werd ook reeds genoemd in de consultatie
van de ontwerpvergunningen in 2021 en is daarmee niet volledig nieuw. De kans op verstoring
van radioastronomie is gering, maar niet uit te sluiten en hangt in grote mate af
van ongewenste uitstraling van de gebruikte apparatuur door de vergunninghouder en
de locatie(s) van de opstelpunt(en) in relatie tot de locatie waar de astronomische
waarnemingen worden gedaan (Westerbork). Voor de bescherming van radioastronomie wordt
uitgegaan van Recommendation ITU-R RA.769-2.
Ten aanzien van de ontwikkelingen van de radiohoogtemeters en passende bescherming
hebben vergunninghouders een eigen verantwoordelijkheid om ontwikkelingen te volgen.
In Europees verband (ECC) loopt een onderzoek naar de co-existentie met de vandaag
de dag in gebruik zijnde typen radiohoogtemeters. Hier zijn operators van landelijke
openbare netwerken en hun belangenorganisaties nadrukkelijk bij betrokken. Nederlandse
vergunninghouders kunnen een bijdrage leveren aan dit onderzoek. Op welke wijze een
standpunt ingenomen wordt ten aanzien van de co-existentie met radiohoogtemeters valt
niet binnen de scope van de uitgifte en verdeling van de 3,5 GHz-vergunningen.
5.14. Synchronisatie
Een aantal respondenten heeft aangegeven dat er meer evenwicht moet komen in de synchronisatiestructuur
zoals opgenomen in de ontwerpvergunning ten behoeve van lokaal gebruik. Sommige respondenten
vinden dat landelijke netwerken te veel bovengeschikt worden gesteld aan lokale netwerken.
Eén respondent doet hiervoor de suggestie dat landelijke mobiele telecomaanbieders
wel afspraken mogen maken t.a.v. de synchronisatiestructuur, maar dat deze niet ongunstiger
mogen zijn voor lokale netwerken.
De 3,5 GHz-band is in belangrijke mate bestemd voor landelijke netwerken, die openbare
diensten aanbieden. De opgelegde synchronisatiestructuur is ook met de buurlanden
afgesproken. De landelijke vergunninghouders mogen in onderling overleg afwijken,
maar zullen zo’n wijziging tevens moeten afstemmen met landelijke operators in de
buurlanden. Het is voor de landelijke operators niet mogelijk om rekening te houden
met een lappendeken aan synchronisatiestructuren, die mogelijk ontstaat als ieder
lokaal netwerk zijn eigen synchronisatiestructuur gaat gebruiken.
Een respondent stelt dat duidelijk uit de vergunningen moet blijken dat meerdere synchronisatiestructuren
tegelijkertijd ingezet kunnen worden, als dit tussen vergunninghouders wordt overeengekomen.
Tevens geeft deze respondent aan dat het ook mogelijk moet zijn dat een vergunninghouder
lokaal en/of tijdelijk gebruik maakt van andere synchronisatiestructuren zonder storing
te veroorzaken op ander landelijk en lokaal gebruik in de 3400 – 3800 MHz band.
De Minister heeft in de vergunning voorwaarden opgenomen, die het mogelijk maken dat
vergunninghouders kunnen afwijken van de in de vergunning opgenomen synchronisatiestructuur.
Dit betreft alleen een wijziging naar een nieuwe, uniforme synchronisatiestructuur.
De voorgestelde lokale en/of tijdelijke synchronisatiestructuren waren in de geconsulteerde
vergunningen niet toegestaan. De Minister neemt het voorstel van de respondent over
om toe te staan dat een vergunninghouder lokaal en/of tijdelijk gebruik maakt van
een andere synchronisatiestructuur zonder dat daarbij storing wordt veroorzaakt op
andere vergunninghouders. Daarom is er aan artikel 5 een derde lid toegevoegd op basis
waarvan een vergunninghouder lokaal en/of tijdelijk kan afwijken van in de vergunning
opgenomen synchronisatiestructuur en/of van de uniforme synchronisatiestructuur zoals
op basis van artikel 5, tweede lid, onderdeel a, is voorgeschreven.
Een respondent concludeert uit artikel 5, eerste lid van de ontwerpvergunningen, dat
er geen tijd-offset is van de NR framestructuur voor de landelijke operators ten opzichte
van de LTE framestructuur voor de lokale operators (DSUDDDSUDD). Dat wil zeggen: NR
slot 0 begint op hetzelfde tijdstip als LTE subframe 0 of 5. Hij merkt op dat dit
mogelijk wordt bedoeld met de zinsnede ‘Het DL/UL patroon begint met het radioframe.’
De respondent vraagt of deze uitleg correct is.
Het startmoment van de NR- en LTE-frames is gedefinieerd als de start van het eerste
slot in het download/upload-patroon en dit wordt nader uitgelegd.
Het NR download/upload-patroon in 1 frame (duur = 10 ms) ziet er als volgt uit: DDDSU
DDDSU DDDSU DDDSU. Dit patroon herhaalt zich elke 10 ms. Het in 4G LTE gebruikte patroon
in 1 frame van 10 ms is DSUDD DSUDD. De frames van NR en 4G starten op het gelijke
tijdstip hetgeen hieronder wordt geïllustreerd.
Zoals de respondent terecht stelt, heeft het 4G LTE patroon (van 10 ms) ook nog eens
een interne periodiciteit waarin ‘DSUDD’ zich elke 5 ms herhaald. Binnen 5G NR bedraagt
deze periodiciteit 2,5 ms. Het NR slot 0 begint op hetzelfde tijdstip als LTE subframe
0.
Een respondent stelt een verandering voor in de tabel van Bijlage 2 ‘Synchronisatieparameters
lokale netwerken’. De ‘Tijdslotlengte (ms): 0,5’ zou vervangen moeten worden door
‘Subframe duur (ms): 1’. De reden zou zijn dat bij LTE TDD tijdsloten voor DL en UL
worden aangeduid als subframes.
De respondent heeft het niet correct, want ook bij LTE TDD bestaat een subframe uit
twee tijdsloten van 0,5 ms. In bijlage 2 is zowel de Tijdslotlengte van 0,5 ms vermeld
als de Subframe duur van 1 ms. De tabel in Bijlage 2 wordt hier niet op aangepast.
Een respondent stelt voor om de synchronisatieparameters voor de gemigreerde lokale
netwerken met een vergunningsduur tot 2026 te wijzigen. De respondent stelt voor om
een ander Special Subframe voor te schrijven dan dat in de vergunningen is vastgelegd,
namelijk subframe S # 44, 6:6:2 in plaats van 10:2:2 (of als iets minder gunstig alternatief
S #33 9:3:2). De respondent is van mening dat dit veel doelmatiger is voor zeer hoog
opgestelde opstelpunten zoals worden gebruikt voor camera’s voor openbare orde en
veiligheid.
Het voorstel van de respondent is onderzocht. De lokale netwerken met een vergunning
tot 2026 maken gebruik van LTE technologie. De door de respondent voorgestelde alternatieve
Special Subframe 6:6:2 komt uit 5G NR specificaties. Deze Special Subframe kan niet
door 4G LTE netwerken gebruikt worden en kan daarom niet worden overgenomen. Het andere
voorgestelde Special Subframe 9:3:2 heeft een marginaal verschil ten opzichte van
10:2:2. Het alternatieve Special Subframe heeft één extra slot voor een guard time
en dat maakt voor de compatibiliteit geen wezenlijk verschil. Overigens wordt opgemerkt
dat de netwerken voor camera’s voor openbare orde en veiligheid naar een andere frequentieband
migreren en niet meer relevant zijn voor de samenleving met andere netwerken in de
3,5 GHz band. De Minister neemt daarom het voorstel niet over.
Bijlage 1. Block Edge Mask
Deze bijlage beschrijft wat een Block Edge Mask (BEM) in het algemeen is en waarvoor
het dient. Deze bijlage heeft dus niet specifiek betrekking op vergunningen voor de
3,5 GHz-band.
Een BEM is een grafische blokvormige weergave, van limietwaarden waarmee een maximum
wordt gesteld aan het signaalniveau wat door een vergunninghouder mag worden gerealiseerd
in een bepaalde frequentierange. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten
limieten of ‘blocks’:
-
– binnen de vergunde frequentieruimte (z.g. ‘in-block’);
-
– buiten de vergunde frequentieruimte maar binnen de frequentieband (z.g. ‘out-of-block’);
-
– boven- en onder de frequentieband (z.g. ‘out-of-band’).
Hieronder wordt uitgelegd hoe een BEM dient te worden geïnterpreteerd. Omwille van
eenvoud worden alleen ‘in-block’ en ‘out-of-block’ toegelicht.
In onderstaande figuur 1 is een voorbeeld-BEM weergegeven waaraan in dit voorbeeld
vergunninghouder B zich dient te houden. Links en rechts van vergunninghouder B zitten
respectievelijk vergunninghouders A en C. Binnen de vergunde frequentieruimte van
B wordt een bepaald maximum signaalniveau toegestaan: Pmax in-block. Dit niveau stelt de vergunninghouder in staat om zijn diensten aan te bieden. In
sommige gevallen wordt aan dit in-block vermogen géén maximum gesteld.
Het is noodzakelijk om ook een maximum te stellen aan het signaalniveau wat door vergunninghouder
B naast de vergunde frequentieruimte wordt veroorzaakt: Pmax out-of-block. Door deze limiet worden vergunninghouders A en C beschermd tegen (te)veel ongewenste
signaal van vergunninghouder B in de aan hen vergunde frequentieruimte. De situatie
blijft door deze limietstelling voor vergunninghouders A, B en C werkbaar.
Figuur 1: Illustratie van het principe van het Block Edge Mask
De BEM biedt geen garantie op storingsvrij gebruik. Andere factoren kunnen alsnog
tot storing leiden. Een basisstation kan bijvoorbeeld een (klein) gat in de verzorging
van een vergunninghouder in de aangrenzende frequentieruimte veroorzaken als het netwerk
van die vergunninghouder daar ter plaatse een zwak signaal aanbiedt en als er geen
sprake is van colocatie van basisstations.
Merk op dat naast de vergunningsvoorwaarden, die betrekking hebben op het gebruik
van frequentieruimte, ook eisen gelden waaraan de apparatuur moet voldoen. Deze vloeien
voort uit de radioapparaten-richtlijn.
Deze richtlijn is van toepassing op zowel basisstations als terminals. De richtlijn
is geïmplementeerd in hoofdstuk 10 van de Tw, het Besluit radioapparaten 2016 en de Regeling radioapparaten 2016.