Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2025–2028

[Regeling vervalt per 30-03-2029.]
Geraadpleegd op 02-06-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 18-05-2024 en zichtdatum 18-05-2024.
Geldend van 03-04-2024 t/m heden

Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 27 maart 2024, nr. OVO/43595480, houdende regels voor de subsidieverstrekking voor techniekonderwijs in het vmbo (Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2025–2028)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

Artikel 1.3. Te subsidiëren activiteiten

  • 1 De minister kan voor de kalenderjaren 2025 tot en met 2028 subsidie verstrekken aan een penvoerder van een techniekregio of een techniekluwe regio om in regioverband vorm te geven aan toekomstbestendig, dekkend en kwalitatief hoogstaand techniekonderwijs binnen het beroepsgericht vmbo waarbij wordt gestimuleerd en gefaciliteerd dat alle leerlingen in het vmbo in aanraking komen met techniek.

Artikel 1.4. Cofinanciering

  • 1 Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling geldt als voorwaarde dat er sprake is van cofinanciering door een of meerdere bedrijven van ten minste 10% van het subsidiabele deel van de totale meerjarenbegroting van het project. De cofinanciering is in geld, of in geld waardeerbaar.

  • 2 De penvoerder staat garant voor de cofinanciering.

Artikel 1.5. Penvoerderschap

  • 1 Het bevoegd gezag van één van de vmbo-vestigingen van een school als bedoeld in artikel 1.1 van de WVO 2020 die deel uitmaakt van de regio die één of meer beroepsgerichte techniekprofielen aanbiedt, treedt namens de partijen in de samenwerkingsovereenkomst in een techniekregio op als penvoerder.

  • 2 Het bevoegd gezag van een beroepsgericht vmbo die deel uitmaakt van de regio treedt namens de partijen in de samenwerkingsovereenkomst in een techniekluwe regio op als penvoerder.

  • 3 Subsidie wordt aangevraagd door, verleend aan en verantwoord door de penvoerder. Op de penvoerder rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke partij feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.

  • 4 Bij de aanvraag wordt een door alle partijen in het samenwerkingsverband getekende verklaring gevoegd waarin zij verklaren dat de penvoerder gemachtigd is om hen in het kader van de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen, en dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder over de besteding van de subsidie, op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.

Artikel 1.6. Subsidieaanvraag

  • 1 Voor de subsidieaanvraag wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat is bekend gemaakt op de website www.dus-i.nl.

  • 2 In afwijking van de artikelen 3.4 tot en met 3.7 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS bevat de aanvraag:

    • a. een regiovisie die bestaat uit:

      • 1°. een omschrijving van de samenstelling van de regio en de onderbouwing daarvan;

      • 2°. een analyse van de leerlingenontwikkeling voor de periode 2025–2035;

      • 3°. een analyse van de regionale arbeidsmarkt voor de periode 2025–2028 en een visie voor de langere termijn die ten minste de periode 2025–2035 omvat;

      • 4°. een concrete omschrijving van het regionale doel met betrekking tot de dekking, toekomstbestendigheid en kwaliteit van het techniekonderwijs in het vmbo op basis van de analyses; en

      • 5°. een beschrijving van binnen de regio belangrijke thema’s en hoe hier in de regio aandacht aan wordt besteed, waaronder in ieder geval:

        • i. het aantrekken en ontwikkelen van technisch schoolpersoneel;

        • ii. het tegengaan van genderstereotyperingen en bevorderen van inclusie in de techniek;

        • iii. het ontwikkelen en toepassen van technologie in het kader van duurzaamheid;

    • b. een door alle aan de regio deelnemende partijen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid of artikel 3.1, tweede lid, ondertekende samenwerkingsovereenkomst, inclusief de machtiging, bedoeld in artikel 1.5, derde lid;

    • c. een activiteitenplan voor de periode 2025–2028 op hoofdlijnen; en

    • d. een begroting op hoofdlijnen, als bedoeld in artikel 1.12, vierde lid.

  • 4 De subsidieaanvraag kan worden ingediend van 1 september 2024 09:00 uur tot en met 1 oktober 2024, 16:00 uur. Aanvragen ingediend na 1 oktober 2024, 16:00 uur, worden afgewezen.

Artikel 1.7. Beoordeling subsidieaanvraag

  • 1 Een subsidieaanvraag wordt beoordeeld aan de hand van het beoordelingskader, opgenomen in bijlage 1.

  • 2 Subsidie wordt slechts verleend indien de aanvraag voldoet aan alle criteria, opgenomen in bijlage 1.

Artikel 1.8. Beoordeling activiteitenplan

  • 2 De uitwerking van het activiteitenplan en de voortgangsrapportage worden beoordeeld aan de hand van het beoordelingskader, opgenomen in bijlage 2. De adviescommissie geeft een positief advies wanneer de uitwerking van het activiteitenplan voldoet aan alle criteria opgenomen in bijlage 2.

  • 3 Indien de adviescommissie een negatief advies geeft over de uitwerking van het activiteitenplan kan de penvoerder binnen 30 dagen na het ontvangen van het advies een gewijzigde uitwerking van het activiteitenplan indienen. Indien de adviescommissie de gewijzigde uitwerking opnieuw een negatieve beoordeling geeft, verwerkt zij in haar advies aan de minister mogelijke consequenties verbonden aan deze beoordeling.

Artikel 1.9. Besluitvorming en gewijzigde aanvraag

  • 1 De minister besluit op de aanvraag uiterlijk 31 januari 2025.

  • 2 Indien de minister een aanvraag afwijst, kan van 1 februari 2025 tot 1 maart 2025 een gewijzigde aanvraag worden ingediend. De minister besluit op de gewijzigde aanvraag uiterlijk 1 mei 2025.

Artikel 1.10. Algemene verplichtingen subsidie

  • 1 Aan de subsidieverstrekking zijn de volgende verplichtingen verbonden:

    • a. de penvoerder zendt op uiterlijk 15 april 2025 een uitwerking van de activiteiten die in de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2026 worden verricht, inclusief een uitgewerkte begroting als bedoeld in artikel 1.12, zesde lid, en een beschrijving van de wijze waarop de relevante lessen die zijn getrokken uit de evaluatie van de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2024 worden verwerkt in dit plan aan de minister;

    • b. de penvoerder zendt op uiterlijk 1 juni van het jaar volgend op het laatste bestedingsjaar een eindverslag over de gehele subsidieperiode aan de minister.

  • 3 De minister kan een formulier vaststellen ten behoeve van het eindverslag.

Artikel 1.11. Verplichtingen voortgangsrapportage

  • 1 De penvoerder zendt uiterlijk 1 oktober 2026 een voortgangsrapportage over de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 juli 2026 aan de minister. Deze voortgangsrapportage omvat ten minste:

    • a. een overzicht van de tot dan toe bestede middelen;

    • b. een uitwerking van de activiteiten die in de periode 1 januari 2027 tot en met 31 december 2028 worden verricht, inclusief een uitgewerkte begroting als bedoeld in artikel 1.12, zesde lid, en een beschrijving van de wijze waarop de relevante lessen die zijn getrokken uit de periode 1 januari 2025 tot en met 31 december 2026 worden verwerkt in de uitwerking van de activiteiten;

    • c. de voortgang ten aanzien van de geplande activiteiten in de periode 1 januari 2025 tot en met 31 juli 2026;

    • d. een uitgewerkte begroting over de periode 1 januari 2025 tot en met 31 juli 2026 als bedoeld in artikel 1.12, zesde lid; en

    • e. de bereikte mijlpalen en de gerealiseerde doelen over die betreffende periode.

  • 2 De penvoerder zendt uiterlijk 1 oktober 2028 een voortgangsrapportage over de periode 1 augustus 2026 tot en met 31 juli 2028 aan de minister. Deze voortgangsrapportage omvat ten minste:

    • a. een overzicht van de tot dan toe bestede middelen;

    • b. de voortgang ten aanzien van de geplande activiteiten in de periode 1 oktober 2026 tot en met 31 juli 2028;

    • c. een uitgewerkte begroting over de periode 1 oktober 2026 tot en met 31 juli 2028 als bedoeld in artikel 1.12, zesde lid; en

    • d. de bereikte mijlpalen en de gerealiseerde doelen over die betreffende periode.

  • 3 De minister kan een formulier vaststellen ten behoeve van de voortgangsrapportages.

Artikel 1.12. Begroting

  • 1 Er wordt onderscheid gemaakt tussen de begroting op hoofdlijnen voor vier jaar, bedoeld in artikel 1.6, en de uitgewerkte begroting voor twee jaar bedoeld in artikel 1.10 en artikel 1.11.

  • 2 Voor de berekening van de personeelskosten wordt onderscheid gemaakt tussen interne en externe personeelskosten. Voor intern personeel wordt een uurtarief gehanteerd conform de meest recent geraamde GPL. Voor extern personeel wordt een integraal tarief gehanteerd van maximaal € 135,– per uur inclusief BTW.

  • 3 Een begroting die wordt ingediend, is sluitend.

  • 4 In aanvulling op het tweede en derde lid, omvat de begroting op hoofdlijnen:

    • a. de hoogte van het subsidiebedrag dat wordt aangevraagd, opgenomen in bijlagen 3 en 4;

    • b. een globaal overzicht van de geraamde kosten en opbrengsten van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd; en

    • c. een omschrijving van de cofinanciering van ten minste 10% van de totale meerjarenbegroting van het project, bedoeld in artikel 1.4.

  • 5 De begroting op hoofdlijnen moet bij het indienen van de uitgewerkte begroting worden herijkt voor 2025 en 2026 in een uitgewerkte begroting, als bedoeld in artikel 1.10, eerste lid, onder a, en voor de jaren 2027 en 2028 in een uitgewerkte begroting, als bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onder b, tot deze voldoet aan de eisen van de uitgewerkte begroting.

  • 6 In aanvulling op het eerste en tweede lid, omvat de uitgewerkte begroting:

    • a. de hoogte van het deel van het totale subsidiebedrag wat deze begroting uitwerkt;

    • b. een onderbouwd overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven voor de betreffende kalenderjaren, bedoeld in artikel 1.10, eerste lid, onder a, en artikel 1.11, eerste lid, onder b;

    • c. per activiteit een overzicht van de geraamde kosten en opbrengsten van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij de begrotingsposten ieder afzonderlijk van een toelichting worden voorzien;

    • d. een omschrijving van hoe de middelen verdeeld worden over de betrokken partijen en wat de omvang van de kosten voor de overhead is; en

    • e. een omschrijving van de cofinanciering van het project bedoeld in artikel 1.4.

Artikel 1.13. Besteding subsidie

  • 1 De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend. Niet bestede middelen worden teruggevorderd.

  • 2 De subsidie wordt voor 1 januari 2029 besteed.

Artikel 1.14. Verlening en betaling subsidie

  • 1 De subsidie wordt verleend binnen 17 weken na sluiting van de aanvraagtermijn.

  • 2 De minister verleent een voorschot van 100%.

Artikel 1.15. Verantwoording

  • 2 De vaststelling vindt plaats binnen een jaar na de indiening van het jaarverslag over het laatste jaar van besteding.

Hoofdstuk 2. Techniekregio

Artikel 2.1. Techniekregio

  • 1 Een techniekregio is een regio waarbinnen partijen gezamenlijk toekomstbestendig, dekkend en kwalitatief hoogstaand techniekonderwijs binnen het beroepsgericht vmbo vormgeven, waarbij wordt gestimuleerd en gefaciliteerd dat alle leerlingen in het vmbo in aanraking komen met techniek, en waarvoor een aanvraag kan worden ingediend als bedoeld in het tweede lid.

  • 2 Een aanvraag voor een techniekregio kan alleen worden ingediend voor zover:

    • a. sprake is van een geografisch afgebakende regio;

    • b. geen overlap bestaat met een andere techniekregio of techniekluwe regio;

    • c. binnen de regio alle vmbo-vestigingen met beroepsgericht vmbo desgewenst deelnemen;

    • d. in de regio binnen het beroepsgericht vmbo minimaal twee techniekprofielen worden aangeboden;

    • e. in de regio minimaal twee vmbo-vestigingen techniekonderwijs aanbieden als bedoeld in de begripsbepaling in artikel 1.1 van techniekonderwijs, onder a tot en met e;

    • f. alle vso-vestigingen met een uitstroomprofiel vervolgonderwijs met een beroepsgericht technisch profiel desgewenst deelnemen;

    • g. alle vmbo-vestigingen met aantoonbaar technisch of technologisch onderwijs desgewenst deelnemen;

    • h. alle vestigingen met praktijkonderwijs desgewenst deelnemen;

    • i. een vestiging als bedoeld onder c tot en met h ten hoogste tot één regio behoort;

    • j. iedere basisschool minimaal eenmaal per jaar een activiteit aangeboden krijgt vanuit de regio waar ze desgewenst aan kunnen deelnemen; en

    • k. minimaal één mbo-instelling deelneemt die onderwijs aanbiedt in de opleidingsdomeinen bedoeld in artikel 2, onder a tot en met h, van de Regeling vaststelling kwalificatiedossiers en opleidingsdomeinen 2016, waarbij de mbo-instelling kan participeren in meerdere techniekregio’s of techniekluwe regio’s.

Artikel 2.2. Subsidieplafond techniekregio

Voor subsidieverstrekking aan penvoerders in techniekregio’s is op grond van deze subsidieregeling in totaal een bedrag van € 368.640.080,– beschikbaar.

Artikel 2.3. Subsidiebedrag

  • 1 De subsidie voor een techniekregio bestaat uit een bedrag dat wordt vastgesteld aan de hand van de in de bijlage 3 bij deze regeling opgenomen tabel.

  • 2 Indien de samenstelling van een techniekregio gewijzigd is ten opzichte van de samenstelling van de techniekregio in de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2024, wordt het subsidiebedrag naar rato van de leerlingenaantallen die zijn gebruikt in de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2024 verdeeld.

Artikel 2.4. Toekenning subsidie

Indien een aanvraag op alle criteria zoals bedoeld in bijlage 1 als voldoende wordt beoordeeld, wordt deze aanvraag gehonoreerd.

Artikel 2.5. Vooraanmelding subsidieaanvraag

  • 1 Voorafgaand aan een subsidieaanvraag kan de penvoerder een vooraanmelding doen.

  • 2 Voor de vooraanmelding wordt gebruikt gemaakt van het formulier dat bekend is gemaakt op de website www.dus-i.nl.

  • 3 De vooraanmelding bestaat uit:

    • a. een aanduiding van het geografisch gebied; en

    • b. een door de penvoerder ondertekende intentieverklaring, bevattende de partijen bedoeld in artikel 2.1, tweede lid.

  • 4 De vooraanmelding wordt ingediend van 1 tot en met 30 juni 2024.

Hoofdstuk 3. Techniekluwe regio

Artikel 3.1. Techniekluwe regio

  • 1 Een techniekluwe regio is een regio waarbinnen partijen gezamenlijk een toekomstbestendig, dekkend en kwalitatief hoogstaand techniekonderwijs binnen het beroepsgericht vmbo vormgeven, waarbij wordt gestimuleerd en gefaciliteerd dat alle leerlingen in het vmbo in aanraking komen met de techniek, en waarvoor een aanvraag kan worden ingediend als bedoeld in het tweede lid.

  • 2 Een aanvraag voor een techniekluwe regio kan alleen worden ingediend voor zover:

    • a. sprake is van een geografisch afgebakende regio;

    • b. geen overlap bestaat met een andere techniekregio of techniekluwe regio;

    • c. in de regio op 1 oktober 2023 ten hoogste 10% van de vmbo-leerlingen in de beroepsgerichte leerwegen staat ingeschreven voor een technisch profiel;

    • d. alle vmbo-vestigingen met beroepsgericht vmbo desgewenst deelnemen, maar minstens twee, tenzij de afstand tot de volgende vmbo-vestiging met beroepsgericht vmbo groter is dan twintig kilometer;

    • e. alle vso-vestigingen met een uitstroomprofiel vervolgonderwijs met een beroepsgericht technisch profiel desgewenst deelnemen;

    • f. alle vestigingen met praktijkonderwijs desgewenst deelnemen;

    • g. een vestiging als bedoeld onder d, e en f tot ten hoogste één regio behoort;

    • h. iedere basisschool minimaal eenmaal per jaar een activiteit aangeboden krijgt vanuit de regio waar ze desgewenst aan kunnen deelnemen; en

    • i. minimaal één mbo-instelling deelneemt die onderwijs aanbiedt in de opleidingsdomeinen, genoemd in artikel 2, onder a tot en met h, van de Regeling vaststelling kwalificatiedossiers en opleidingsdomeinen 2016, waarbij de mbo-instelling kan participeren in meerdere techniekregio’s of techniekluwe regio’s.

  • 3 Caribisch Nederland geldt als één techniekluwe regio, waarbij de drie aanwezige vmbo-scholen zijn aangesloten.

Artikel 3.2. Subsidieplafond

Voor subsidieverstrekking aan penvoerders in techniekluwe regio’s is op grond van deze subsidieregeling in totaal een bedrag van € 20.000.000,– beschikbaar.

Artikel 3.3. Subsidiebedrag

De subsidie voor een techniekluwe regio bestaat uit een bedrag dat wordt vastgesteld aan de hand van de in de bijlage 4 bij deze regeling opgenomen tabel.

Artikel 3.4. Toekenning subsidie

Indien een aanvraag op alle criteria zoals bedoeld in bijlage 1 als voldoende wordt beoordeeld, wordt deze aanvraag gehonoreerd.

Artikel 3.5. Vooraanmelding subsidieaanvraag

  • 1 Voorafgaand aan een subsidieaanvraag kan de penvoerder een vooraanmelding doen.

  • 2 Voor de vooraanmelding wordt gebruikt gemaakt van het formulier dat is bekend gemaakt op de website www.dus-i.nl.

  • 3 De vooraanmelding bestaat uit:

    • a. een aanduiding van het geografisch gebied; en

    • b. een door de penvoerder ondertekende intentieverklaring, bevattende de partijen bedoeld in artikel 3.1, tweede lid.

  • 4 De vooraanmelding wordt ingediend van 1 tot en met 30 juni 2024.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 4.1. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 4.2. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 30 maart 2029.

Artikel 4.3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2025–2028.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

M.L.J. Paul

Bijlage 1. Beoordelingskaders subsidieaanvraag

Deze bijlage behoort bij artikel 1.7 van de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2025–2028.

Criterium

Deelaspecten

Minimale vereisten

1) Het in regioverband gezamenlijk vormgegeven van een toekomstbestendig en dekkend technisch onderwijsaanbod dat past bij de regionale arbeidsmarktbehoefte.

A. De aanvraag bevat een regiovisie bestaand uit een afbakening van de regio, een regionale analyse, en aandacht voor binnen de regio belangrijk thema’s.

1. In de regionale visie is een onderbouwde keuze gemaakt voor de afbakening van de regio.

2. De regionale visie bevat een overzicht van de relevante partijen in de regio en in de desbetreffende sector (o.a. scholen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs, en bedrijven) inclusief een aanduiding met wie wordt samengewerkt voor de uitvoering van dit plan.

3. De regiovisie beschrijft op hoofdlijnen hoe er aandacht zal worden besteed aan de binnen de regio belangrijke thema’s waaronder in ieder geval de volgende drie thema’s: (1) het aantrekken en ontwikkelen van technisch schoolpersoneel, (2) het tegengaan van genderstereotyperingen en bevorderen van inclusie in de techniek, en (3) het ontwikkelen en toepassen van technologie in het kader van duurzaamheid. Er wordt in ieder geval omschreven waar de regio nu staat op deze thema’s en waar ze aan het einde van de subsidieperiode willen staan.

4. De regionale analyse bevat een overzicht van het huidige aanbod van technisch vmbo (inclusief technologisch vormgegeven andere profielen en techniekonderwijs in de theoretische leerweg), de instroomcijfers in het technisch vmbo, de aansluiting met het mbo (inclusief de technische opleidingen in het mbo en de doorstroomcijfers naar het technisch mbo op profielniveau) en de vraag van de arbeidsmarkt.

5. De regionale analyse is onderbouwd met kwantitatieve en kwalitatieve gegevens van de regionale (toekomstige) arbeidsmarkt.

6. De regionale analyse is onderbouwd met kwantitatieve gegevens van de verwachte ontwikkeling in leerlingenaantallen voor de komende tien jaar.

7. De regionale analyse bouwt waar mogelijk voort op bestaande regionale en sectorale agenda’s.

B. De regiovisie bevat het beoogde onderwijsaanbod voor het technisch onderwijs in het vmbo.

1. Er worden heldere doelen gesteld voor het beoogde onderwijsaanbod in de regio die in de loop van vier jaar moeten worden bereikt. Deze doelen zijn op vestigingsniveau en per leerweg en profiel. Deze doelen betreffen de vijf technische profielen en waar mogelijk ook technische keuzevakken, technische modules of technische praktijkgerichte programma’s.

2. Deze beoogde doelen zijn gerelateerd aan het huidige onderwijsaanbod, het aanbod van het mbo, de arbeidsmarktanalyse over de periode 2025 tot en met 2028 en de verwachte leerlingenaantallen over de periode 2025 tot en met 2035.

3. Er wordt beschreven dat in de regio sprake is van een goede balans tussen een dekkend en bereikbaar onderwijsaanbod enerzijds en doelmatigheid anderzijds waarbij via samenwerking een optimale inzet van de beschikbare middelen wordt bereikt.

2) Doorontwikkeling kwaliteit van het techniekonderwijs in het beroepsgericht vmbo in de regio.

A. De aanvraag bevat een analyse van de huidige kwaliteit van het technisch vmbo-aanbod en een plan op hoofdlijnen om de verbetering van de kwaliteit van dit aanbod te bereiken.

1. De analyse van de huidige kwaliteit van het techniekonderwijs is realistisch en voldoende onderbouwd.

2. Het beoogd effect van de doorontwikkeling is helder geformuleerd.

3. Het plan op hoofdlijnen betreft niet alleen de verbetering van de kwaliteit binnen de vijf technische profielen, maar ook indien van toepassing op die van technologisch vormgegeven andere profielen, technische keuzevakken, technische praktijkgerichte programma’s of technisch onderwijs in de theoretische leerweg.

4. Het plan op hoofdlijnen heeft een duidelijke koppeling met de regiovisie en de behaalde resultaten in het kader van de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2024.

3) Uitvoerbaarheid en haalbaarheid.

A. Het plan bevat een samenwerkingsovereenkomst met daarin de inrichting van een deskundige en duurzame organisatie die zorg draagt voor sturing op een efficiënte inzet en verantwoording van middelen, samenwerking, planning, evaluatie, communicatie en overdracht van het penvoerderschap.

1. De samenwerkingsovereenkomst is ondertekend door alle partijen die deelnemen aan de betreffende Sterk Techniekonderwijs-regio, inclusief de machtiging van penvoerderschap. Dit moeten minimaal de partijen zijn, bedoeld in artikel 2.1 (in het geval van een techniekregio) of artikel 3.1 (in het geval van een techniekluwe regio) maar mogen ook andere partners zijn, zoals de lokale overheid. De regio draagt via de penvoerder verantwoordelijkheid dat de ondertekende partijen tekenbevoegd zijn.

2. De samenwerkingsovereenkomst bevat een beschrijving van de manier waarop de samenwerking binnen de regio wordt georganiseerd, en hoe de benodigde expertise op scholen zelf kan worden opgebouwd en kan beklijven.

B. Aansluiting reeds lopende regionale trajecten.

1. Het plan bevat een beschrijving van de aansluiting van dit plan op en zo mogelijk versterking van eventuele reeds lopende regionale trajecten met overeenkomstige doelen (zoals Regionaal Investeringsfonds mbo, bètatechniek-netwerken, trajecten in het kader van versterking beroepsonderwijs), en maakt aannemelijk dat het plan niet leidt tot dubbele bekostiging van dezelfde activiteiten.

2. Indien een vestiging of bedrijf in de regio ook mede een subsidieaanvraag heeft ondertekend in het kader van andere regionale samenwerkingen buiten Sterk Techniekonderwijs om, dient ook het projectnummer van de andere subsidieaanvraag aangegeven te worden.

4) Een activiteitenplan voor de periode 2025–2028 op hoofdlijnen.

A. Het plan bevat een activiteitenplan voor de periode 2025 tot en met 2028 op hoofdlijnen, waarbij per jaar globaal wordt aangegeven welke activiteiten zullen worden georganiseerd.

1. Het activiteitenplan bevat een overzicht van welke activiteiten de regio per jaar gaat uitvoeren.

2. Uit dit activiteitenplan blijkt hoe gestimuleerd en gefaciliteerd zal worden dat alle leerlingen in het vmbo in aanraking komen met de techniek.

3. Het activiteitenplan sluit aan bij de ingediende regiovisie.

4. Bij het indienen van de uitgewerkte activiteitenplannen voor twee jaar in begin 2025 en eind 2026, als bedoeld in artikel 1.10, eerste lid, onderdeel a, en artikel 1.11, eerste lid, onderdeel b, moeten deze activiteiten uitgewerkt en waar nodig herijkt worden.

5) Voldoende onderbouwde en sluitende begroting.

A. Het plan bevat een realistische meerjarenbegroting op hoofdlijnen van de kosten en baten.

1. De begroting betreft een overzicht van de geraamde kosten en opbrengsten van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

2. Het subsidiebedrag dat wordt aangevraagd is niet hoger dan het bedrag dat aan de Sterk Techniekonderwijs-regio is toegewezen in bijlage 3 of 4.

3. De begroting die bij de aanvraag word ingediend, is sluitend.

4. Voor de berekening van de personeelskosten wordt onderscheid gemaakt in intern en extern personeel. Intern personeel is personeel dat bij de school in dienst is. Voor deze personeelskosten wordt conform de gemiddelde personeelslast een maximaal intern uurloon gerekend. Extern personeel is personeel dat niet bij de school in dienst is. Voor extern personeel wordt een integraal tarief gehanteerd van maximaal € 135,– per uur, inclusief BTW.

5. De begroting moet ten minste globaal zijn. Hiermee wordt bedoeld dat de begroting minimaal onderscheid maakt in maatregelen en kostensoorten (bijvoorbeeld loonkosten of materiaal) en bij dit onderscheid een zo realistisch mogelijke schatting maakt op basis van aantallen maal gemiddelde kosten van de onderbouwing van deze kosten. De begroting is uitgesplitst per jaar, waarbij de inschattingen van de bedragen per jaar van elkaar mogen verschillen.

6. De cofinanciering van minimaal 10% is aangegeven en volgens de kaders van de regeling geregeld zoals beschreven in artikel 1.4.

7. De meerjarenbegroting moet bij het indienen van de uitgewerkte activiteitenplannen uitgewerkt en indien nodig herijkt worden.

Bijlage 2. Beoordelingskader activiteitenplan

Deze bijlage behoort bij artikel 1.8 van de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2025–2028.

Criterium

Deelaspecten

Minimale vereisten

1) In regioverband gezamenlijk vormgegeven van een toekomstbestendig en dekkend technisch onderwijsaanbod dat past bij de regionale arbeidsmarktbehoefte.

A. Het activiteitenplan sluit aan bij de al ingediende regiovisie en de lessen getrokken uit de evaluatie van de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2024 of uit de uitvoering van de plannen in 2025 en 2026.

1. Het uitgewerkte activiteitenplan sluit aan bij en is congruent met de al ingediende regiovisie.

2. De regio heeft de mogelijkheid om een herziende versie van de regiovisie in te dienen, zolang deze blijft voldoen aan de eisen beschreven aan een regiovisie in de beoordelingskader van bijlage 1.

3a. Voor het activiteitenplan 2025–2026: Uit het uitgewerkte activiteitenplan blijkt hoe de relevante lessen getrokken uit de eigen evaluatie van de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2024 zijn verwerkt in de activiteiten.

3b. Voor het activiteitenplan 2027–2028: Uit het uitgewerkte activiteitenplan blijkt hoe de relevante lessen getrokken uit de eerste periode van deze regeling (2025–2026) zijn verwerkt in de activiteiten.

4. Het activiteitenplan werkt uit hoe er aandacht zal worden besteed aan de binnen de regio belangrijke thema’s waaronder in ieder geval de volgende drie thema’s: (1) het aantrekken en ontwikkelen van technisch schoolpersoneel; (2) het tegengaan van genderstereotyperingen en bevorderen van inclusie in de techniek; en (3) het ontwikkelen en toepassen van technologie in het kader van duurzaamheid. Er wordt over deze thema’s omschreven waar de regio aan het begin van de subsidieperiode stond, waar ze nu staat, waar ze aan het einde van de subsidieperiode wil staan, en waarom er op de gekozen manier aandacht aan zal worden besteed.

5. Het activiteitenplan bevat een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie is gevraagd.

B. Het activiteitenplan bevat activiteiten voor de transitie van het huidige naar het beoogde onderwijsaanbod of het in stand houden van het huidige en beoogde onderwijsaanbod.

1. Het activiteitenplan bevat concrete, realistische en toekomstbestendige acties om het beoogde onderwijsaanbod te bereiken. Het maakt duidelijk hoe de gestelde doelen wat betreft het beoogde onderwijsaanbod worden gerealiseerd.

2. Deze acties sluiten aan bij de gestelde doelen voor het beoogde onderwijsaanbod in de regio zoals opgesteld in de subsidieaanvraag.

3. Er wordt een beschrijving gegeven van de mijlpalen die gedurende twee jaar moeten worden bereikt om de doelstellingen te behalen alsmede een omschrijving van de activiteiten die worden verricht om de mijlpalen te verwezenlijken. Deze mijlpalen moeten passen bij de doelen die zijn gesteld in de regiovisie.

2) Doorontwikkeling van de kwaliteit van het techniekonderwijs in het beroepsgericht vmbo in de regio.

A. Het activiteitenplan sluit aan op de analyse van de verbetering of het in stand houden van de huidige kwaliteit van het technisch onderwijs in het vmbo en presenteert een plan om dat doel te bereiken. Deze moet passend zijn bij de regionale visie en een duidelijke koppeling hebben met de behaalde resultaten in het kader van de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2024.

1. Het plan bevat concrete, realistische en toekomstbestendige acties om het doel ter verbetering van techniekonderwijs geformuleerd in de subsidieaanvraag te bereiken.

2. Het plan betreft niet alleen de verbetering van kwaliteit binnen de vijf technische profielen, maar ook indien van toepassing op die van technologisch vormgegeven andere profielen, technische keuzevakken, technische praktijkgerichte programma’s, of technisch onderwijs in de theoretische leerweg op korte maar ook op (midden) lange termijn.

3. Het plan omvat maatregelen om te komen tot innovatie van het technisch onderwijs en de wijze waarop het onderwijs zal vernieuwen om technische ontwikkelingen te volgen.

3) Stimuleren en faciliteren dat alle leerlingen in het vmbo in aanraking komen met de techniek.

A. Het activiteitenplan beschrijft hoe gestimuleerd en gefaciliteerd zal worden dat alle leerlingen in het vmbo in aanraking komen met de techniek.

1. Uit dit activiteitenplan blijkt hoe gestimuleerd en gefaciliteerd zal worden dat alle leerlingen in alle leerwegen van het vmbo, zowel in de onderbouw als in de bovenbouw, in aanraking kunnen komen met de techniek.

2. De aanraking met techniek kan gebeuren in of in samenwerking met de vijf harde techniekprofielen, maar ook in of in samenwerking met technische keuzevakken, technische modules, technische praktijkgerichte programma’s of andere vormen van techniekonderwijs.

4) Uitvoerbaarheid en haalbaarheid.

A. Het activiteitenplan beschrijft de activiteiten van de partners die in de samenwerkingsovereenkomst samen verantwoordelijk zijn voor de inrichting van een deskundige en duurzame organisatie die zorg draagt voor sturing op een efficiënte inzet en verantwoording van middelen, samenwerking, planning, evaluatie en communicatie.

1. Het activiteitenplan bevat een beschrijving van de manier waarop de samenwerking wordt georganiseerd en hoe de benodigde expertise op scholen zelf kan worden opgebouwd en kan blijven.

2. Het activiteitenplan maakt aannemelijk dat de regio gezamenlijk optrekt, van elkaar leert, gebruik maakt van elkaars expertise en – waar dat nodig is – gebruik maakt van elkaars voorzieningen.

3. De samenwerkingsovereenkomst bevat een beschrijving van de verantwoordelijkheden van iedere partij en de activiteiten die iedere partij gaat uitvoeren.

B. Het activiteitenplan bevat doelstellingen, beoogde resultaten en een activiteitenplanning die uitvoerbaar zijn en haalbaar in de tijd.

1. Het activiteitenplan bevat een realistische en onderbouwde activiteitenplanning.

2. Het activiteitenplan bevat een duiding van mogelijke risico’s op de uitvoering, bijbehorende beheersmaatregelen en de evaluatie van de voortgang van het plan.

5) Voldoende onderbouwde en sluitende begroting over de betreffende twee jaar.

A. Het activiteitenplan bevat een realistisch uitgewerkte meerjarenbegroting van de kosten en baten.

1. De begroting is inzichtelijk en evenwichtig.

2. Deze begroting is de uitgewerkte en herijkte versie van de twee betreffende jaren van de begroting op hoofdlijnen ingediend bij de subsidieaanvraag.

3. De begroting bevat per activiteit een overzicht van de geraamde kosten en opbrengsten van de aanvrager voor zover deze betrekking hebben op de betreffende periode.

4. De begrotingsposten zijn ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

5. De begroting die bij de wordt ingediend, is sluitend.

6. De begroting maakt inzichtelijk hoe de middelen verdeeld worden over de betrokken partijen en wat de omvang van de kosten voor de overhead is.

B. Doelstellingen worden op zo efficiënt mogelijke manier bereikt.

1. Uit het activiteitenplan blijkt dat de middelen (geld, tijd en mankracht) zo economisch mogelijk worden ingezet om maximale resultaten te bereiken.

2. De kosten van overhead worden zo laag mogelijk gehouden.

3. Voor de berekening van de personeelskosten wordt onderscheid gemaakt in intern en extern personeel. Intern personeel is personeel dat bij de school in dienst is. Voor deze personeelskosten wordt conform de gemiddelde personeelslast VO een maximaal intern uurloon gerekend. Extern personeel is personeel dat niet bij de school in dienst is. Voor extern personeel wordt een integraal tarief gehanteerd van maximaal € 135,– per uur, inclusief BTW.

C. Het activiteitenplan toont aan dat en hoe de vereiste cofinanciering door het bedrijfsleven vorm wordt gegeven.

1. De cofinanciering van minimaal 10% is weergegeven en volgens de kaders van de regeling geregeld zoals beschreven in artikel 1.4.

2. Het activiteitenplan bevat een beschrijving van de inbreng van de bedrijven gekoppeld aan de activiteiten van de regio dat overeenkomt met de beschrijving van de cofinanciering. Dit betekent dat de inbreng van bedrijven niet alleen aan de inkomsten kant staat (hoe wordt de cofinanciering betaald), maar ook aan de uitgaven kant (hoe besteed de regio de ingekomen cofinanciering).

Bijlage 3. Subsidiebedragen per techniekregio

Deze bijlage behoort bij artikel 2.3 van de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2025–2028.

STO-regio zoals bekend onder de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2024

Maximaal aan te vragen bedrag over vier jaar

STO19001

€ 3.131.316,00

STO19002

€ 3.735.328,00

STO19003

€ 4.998.920,00

STO19004

€ 12.198.012,00

STO19005

€ 1.837.292,00

STO19007

€ 6.906.096,00

STO19008

€ 5.395.868,00

STO19009

€ 4.068.620,00

STO19010

€ 2.948.168,00

STO19011

€ 7.033.484,00

STO19012

€ 2.543.200,00

STO19013

€ 8.440.248,00

STO19014

€ 3.350.640,00

STO19015

€ 3.702.800,00

STO19016

€ 3.064.000,00

STO19017

€ 19.129.636,00

STO19018

€ 2.272.976,00

STO19019

€ 3.588.340,00

STO19020

€ 6.173.288,00

STO19021

€ 2.134.592,00

STO19022

€ 1.823.888,00

STO19023

€ 4.927.452,00

STO19024

€ 3.727.208,00

STO19025

€ 18.112.356,00

STO19026

€ 3.946.492,00

STO19027

€ 3.822.748,00

STO19029

€ 3.290.024,00

STO19030

€ 4.701.252,00

STO19031

€ 5.674.516,00

STO19032

€ 3.330.004,00

STO19033

€ 1.796.136,00

STO19034

€ 2.574.992,00

STO19035

€ 3.732.028,00

STO19036

€ 1.748.452,00

STO19037

€ 5.364.560,00

STO19038

€ 6.588.480,00

STO19040

€ 8.138.240,00

STO19041

€ 12.048.412,00

STO19042

€ 2.058.404,00

STO19043

€ 8.335.924,00

STO19044

€ 3.624.052,00

STO19045

€ 2.065.840,00

STO19046

€ 9.076.048,00

STO19047

€ 8.217.716,00

STO19048

€ 4.182.560,00

STO19049

€ 1.398.760,00

STO19050

€ 4.304.916,00

STO19051

€ 7.430.912,00

STO19052

€ 1.523.960,00

STO19053

€ 2.399.832,00

STO19054

€ 3.852.080,00

STO19055

€ 1.850.000,00

STO19056

€ 7.113.012,00

STO19057

€ 6.612.320,00

STO19058

€ 3.290.108,00

STO19059

€ 5.149.980,00

STO19060

€ 9.878.740,00

STO19061

€ 6.216.500,00

STO19062

€ 1.737.856,00

STO19063

€ 6.053.580,00

STO19065

€ 2.921.748,00

STO19066

€ 9.624.424,00

STO19067

€ 1.573.236,00

STO19068

€ 6.571.308,00

STO19069

€ 3.242.580,00

STO19070

€ 3.853.300,00

STO19071

€ 4.694.420,00

STO19072

€ 3.250.076,00

STO19073

€ 4.927.452,00

STO19074

€ 5.955.932,00

STO19075

€ 1.945.048,00

STO19077

€ 5.015.596,00

STO19078

€ 6.691.796,00

Totaal beschikbaar bedrag

 
 

€ 368.640.080,00

Bijlage 4. Subsidiebedragen per techniekluwe regio

Deze bijlage behoort bij artikel 3.3 van de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2025–2028.

STO-regio zoals bekend onder de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2024

Maximaal aan te vragen bedrag over vier jaar

STO19006

€ 4.000.000,00

STO19028

€ 4.000.000,00

STO19039

€ 4.000.000,00

STO19064

€ 4.000.000,00

STO19076

€ 4.000.000,00

Totaal beschikbaar bedrag

 
 

€ 20.000.000

Naar boven