Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed

[Regeling vervalt per 31-12-2024.]
Geraadpleegd op 02-06-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 19-05-2024 en zichtdatum 19-05-2024.
Geldend van 01-04-2024 t/m 24-05-2024

Regeling van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 30 juni 2022, nr. 2022-0000176983, houdende regels met betrekking tot de stimulering van verduurzaming van maatschappelijk vastgoed (Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • adres: adres als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;

  • algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 zoals laatst gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/1315, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2023, L 167);

  • eigenaar: eigenaar, erfpachter of opstalhouder van een gebouwde onroerende zaak die niet in eigendom is van de Staat der Nederlanden;

  • energieadviseur: onderneming die bedrijfsmatig onderzoek doet naar en adviseert over mogelijke te nemen verduurzamingsmaatregelen en die niet werkzaam is bij de eigenaar van het maatschappelijk vastgoed;

  • energie-etiketteringverordening: verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PbEU 2017, L 198/1);

  • energielabel: energielabel als bedoeld in bijlage I bij artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving en die is vastgesteld volgens de eisen van NTA 8800 zoals die is opgesteld na 1 januari 2021;

  • energieprestatie: berekende of gemeten hoeveelheid energie die nodig is om aan de vraag naar energie te voldoen die verband houdt met een normaal gebruik van een gebouw, waaronder energie die wordt gebruikt voor verwarming, koeling, ventilatie, warmwatervoorziening en verlichting;

  • gebouwde onroerende zaak: gebouwde onroerende zaak of gebouwde onroerende zaken of gedeelten daarvan die staan ingeschreven in de basisregistratie kadaster op één adres of één gebouwde onroerende zaak die staat ingeschreven in de basisregistratie kadaster op meerdere adressen, met uitzondering van gebouwde onroerende zaken of gedeelten daarvan met een woonfunctie als bedoeld in bijlage I bij artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, tenzij de gebouwde onroerende zaak in eigendom is van een zorgaanbieder;

  • hoge energieprestatie: hoge energieprestatie van het gebouw, afhankelijk van de aanwezige gebruiksfuncties, als bedoeld in bijlage 4;

  • integraal verduurzamingsproject: project met een hoge duurzaamheidsambitie op basis van een verduurzamingspakket als bedoeld in bijlage 3, onderdeel P;

  • gebruiksoppervlakte: gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580;

  • Kaderbesluit: Kaderbesluit BZK-subsidies;

  • maatschappelijk vastgoed:

    • a. gebouwde onroerende zaak in eigendom van een provincie, een gemeente, een waterschap of een veiligheidsregio;

    • b. uit ’s Rijks kas bekostigd schoolgebouw of nevenvestiging als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

    • c. gebouwde onroerende zaak in eigendom van een uit ’s Rijks kas bekostigde instelling als bedoeld in hoofdstuk 1, titel 3, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, of hoofdstuk 1, titel 2, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

    • d. gebouwde onroerende zaak in eigendom van een zorgaanbieder met een in bijlage 2, onderdeel A, opgenomen SBI-code;

    • e. gebouwde onroerende zaak in eigendom van een culturele instelling met een door de Belastingdienst aangewezen status als culturele algemeen nut beogende instelling of in eigendom van een culturele instelling gelieerd aan een instelling met een door de Belastingdienst aangewezen status als culturele algemeen nut beogende instelling;

    • f. monument; of

    • g. gebouwde onroerende zaak met een publieksfunctie in eigendom van kerkgenootschappen, stichtingen, verenigingen of coöperaties met een in bijlage 2, onderdeel B, opgenomen SBI-code, waaronder in elk geval behoort een buurthuis, dorpshuis, wijkcentrum, gebedshuis of gemeenschapscentrum;

  • minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • monument: een gebouw of een deel van een gebouw dat is ingeschreven als:

  • onderneming: een onderneming in de zin van artikel 1 van bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • portefeuilleroutekaart: een handelingsplan van eigenaren van maatschappelijk vastgoed voor te nemen maatregelen om de CO2-uitstoot te verminderen;

  • projectkosten: kosten van ontwerp, bouwmateriaal, bouwmaterieel, gebouwgebonden installaties, projectmanagement en arbeid, inclusief kosten voor indexering, sloop en lood- en asbestverwijdering;

  • publieksfunctie: een gebouwde onroerende zaak die openbaar toegankelijk is voor het publiek of bedoeld is voor gemeenschappelijk gebruik;

  • reguliere de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2023, L 2023/2831);

  • SBI-code: code van de Standaard Bedrijfsindeling zoals gehanteerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek waarmee de economische hoofd- of nevenactiviteit van een bedrijf wordt weergegeven in het handelsregister;

  • slimme meter: een elektronisch systeem dat het energieverbruik kan meten, meer informatie levert dan een traditionele meter, en data kan doorgeven en ontvangen middels een vorm van elektronische communicatie;

  • Unienorm: Unienorm als bedoeld in artikel 2, onderdeel 102, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • verduurzamingsmaatregel: maatregel die aantoonbaar direct leidt tot energiebesparing of reductie van koolstofdioxide-emissies, niet zijnde een gedragsmaatregel.

Artikel 2. Doel van de regeling

Deze regeling heeft tot doel eigenaren van bestaand maatschappelijk vastgoed te stimuleren om te investeren in ten hoogste drie verduurzamingsmaatregelen of een integraal verduurzamingsproject ten behoeve van het verbeteren van de energieprestatie van maatschappelijk vastgoed.

Artikel 3. Activiteiten waarvoor een subsidie kan worden verstrekt

De minister kan aan een eigenaar van bestaand maatschappelijk vastgoed op aanvraag subsidie verstrekken voor een investering in maatregelen bestaande uit:

  • a. ten hoogste drie verduurzamingsmaatregelen die zijn opgenomen in bijlage 3 van deze regeling; of

  • b. een integraal verduurzamingsproject.

Artikel 4. Aanvraagperiode en wijze van indienen

  • 1 Een aanvraag voor een subsidie kan worden ingediend van 3 juni 2024 tot en met 31 oktober 2024 of tot en met de dag waarop het subsidieplafond wordt bereikt.

  • 2 Een aanvraag voor een subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de minister ter beschikking is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Artikel 5. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1 Het subsidieplafond bedraagt € 71.250.000 voor aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3, onderdeel a.

  • 2 Het subsidieplafond bedraagt € 166.250.000 voor aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3, onderdeel b.

  • 3 De minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 6

  • 1 Een subsidie als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, kan staatssteun bevatten en gerechtvaardigd worden door artikel 38 bis van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 7. Openbaarmaking van gegevens over steunverlening

  • 1 De minister publiceert binnen zes maanden nadat de subsidie is verleend de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, als de subsidie aan een project meer bedraagt dan € 100.000.

  • 2 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, blijven voor ten minste tien jaar openbaar beschikbaar.

Hoofdstuk 2. Subsidie voor (combinaties van) verduurzamingsmaatregelen

Artikel 8. Subsidiabele kosten

  • 1 Een subsidie als bedoeld in artikel 3, onderdeel a, kan worden verleend voor:

    • a. de projectkosten van een verduurzamingsmaatregel of een combinatie van maximaal drie verduurzamingsmaatregelen als bedoeld in bijlage 3 welke voortkomen uit een advies als bedoeld in onderdeel b, voor investeringen in bestaand maatschappelijk vastgoed;

    • b. de advieskosten, bedoeld in bijlage 3, onderdeel A.1 of A.3, ook als deze zijn gemaakt vóór de indiening van de aanvraag, hoewel kosten van het opstellen van een portefeuilleroutekaart of kosten van het opstellen van een energieadvies in het kader van het ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed zijn uitgezonderd van subsidiëring; of

    • c. de kosten voor het opstellen en registeren van een energielabel, als bedoeld in bijlage 3, onderdeel K.1, na de uitvoering van de verduurzamingsmaatregelen, bedoeld in onderdeel a.

  • 2 De advieskosten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, komen alleen voor subsidie in aanmerking, als een aanvraag voor verstrekking van subsidie voor verduurzamingsmaatregelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is ingediend.

  • 3 Subsidie op grond van het eerste lid wordt slechts eenmaal per gebouwde onroerende zaak per aanvraagperiode verstrekt en in totaal niet meer dan tweemaal.

Artikel 9. Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, bedraagt 20% van de kosten, bedoeld in artikel 8, eerste lid, met een minimumbedrag van € 5.000 per aanvraag en een maximumbedrag van € 1.500.000 per gebouwde onroerende zaak.

  • 2 Indien de subsidieaanvraag betrekking heeft op verduurzamingsmaatregelen waar een bestuursorgaan of de Europese Commissie reeds een subsidie voor heeft verstrekt, kan slechts een bedrag aan subsidie worden verstrekt waarmee het maximale subsidiebedrag van die regeling niet wordt overschreden.

Artikel 10. Aanvraagvereisten

  • 1 In aanvulling op artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit, bevat een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3, onderdeel a, ten minste:

    • a. het adres of de kadastrale aanduiding van het maatschappelijk vastgoed waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • b. een verklaring dat de aanvraag betrekking heeft op investeringen in verduurzamingsmaatregelen in maatschappelijk vastgoed;

    • c. een advies als bedoeld in bijlage 3, onderdeel A.1 of A.3, dat niet ouder is dan 48 maanden op het moment van de aanvraag; en

    • d. een verklaring dat geen andere subsidie voor dezelfde activiteiten is verstrekt.

Artikel 11. Afwijzingsgronden

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 12 en 13 van het Kaderbesluit, wijst de minister een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 3, onderdeel a, af voor zover:

  • a. de activiteiten zullen worden verricht in maatschappelijk vastgoed dat niet is gelegen in Nederland;

  • b. het maatschappelijk vastgoed na het uitvoeren van de maatregelen een andere bestemming dan maatschappelijk vastgoed krijgt;

  • c. reeds een subsidie als bedoeld in artikel 3, onderdeel b, is verstrekt;

  • d. de subsidie wordt aangevraagd door een onderneming of als de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door een onderneming;

  • e. er sprake is van een onderneming die inkomsten- of vennootschapsbelastingplichtig is in Nederland en zodoende in aanmerking komt voor aftrekposten en fiscale regelingen;

  • f. de subsidie wordt aangevraagd voor de projectkosten en energielabelkosten bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen a en c, als de bijbehorende activiteiten zijn uitgevoerd voorafgaand aan de indiening van de aanvraag voor subsidie;

  • g. de subsidie wordt aangevraagd voor investeringen die worden gedaan om ervoor te zorgen dat voldaan wordt aan reeds vastgestelde Europese regelgeving;

  • h. de subsidie wordt aangevraagd voor erkende maatregelen of het installeren van een energiebeheerssysteem voor maatschappelijk vastgoed ter voldoening aan de energiebesparingsplicht;

  • i. de subsidie wordt aangevraagd voor gebouwde onroerende zaken of gedeelten daarvan met een woonfunctie als bedoeld in bijlage I bij artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving;

  • j. de subsidie wordt aangevraagd voor een gebouwde onroerende zaak die in gebruik is bij een overheidsinstelling met een gebruiksoppervlakte van meer dan 250 m² die niet beschikt over een geldig energielabel;

  • k. de subsidie wordt aangevraagd voor een kantoorgebouw dat niet beschikt over ten minste energielabel C, tenzij de energielabel C-verplichting niet van toepassing is ingevolge artikelen 3.87 en 3.87a van het Besluit bouwwerken leefomgeving of het kantoorgebouw ingevolge deze artikelen van de verplichting is uitgezonderd;

  • l. de subsidie staatssteun bevat; of

  • m. er reeds subsidie is verstrekt voor dezelfde activiteiten.

Artikel 12. Subsidieverplichtingen

  • 1 Onverminderd artikel 21 van het Kaderbesluit, is de subsidieontvanger verplicht:

    • a. de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt binnen 24 maanden na de subsidieverlening te realiseren; en

    • b. voor subsidies van meer dan € 25.000: de minister te informeren wanneer de activiteiten zijn verricht waarvoor de subsidie is verstrekt, op de in de verleningsbeschikking aangegeven wijze.

  • 2 Indien de uitvoering van de activiteiten binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, buiten de schuld van de subsidieontvanger niet mogelijk is, kan de minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger eenmaal met ten hoogste twaalf maanden verlengen.

  • 4 Indien de aanvraag betrekking heeft op maatschappelijk vastgoed dat vanaf 2012 is opgeleverd dienen de activiteiten ten minste te leiden tot het verduurzamen van de warmtevoorziening ter vervanging van de aansluiting op gas.

Artikel 13. Bevoorschotting en betaling

  • 1 De minister keert bij subsidiebedragen vanaf € 25.000 een voorschot uit van 70% van het verleende bedrag.

  • 2 Het voorschot wordt in een keer betaald.

Artikel 14. Vaststelling

  • 2 De minister stelt een subsidie vanaf € 25.000 als bedoeld in artikel 3, onderdeel a, vast nadat de aanvrager een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten aan de minister heeft verstrekt.

  • 3 Uit de verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten, bedoeld in het tweede lid, blijkt:

    • a. dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan;

    • b. wat het totale bedrag van de gerealiseerde subsidiabele kosten is;

    • c. dat een energielabel is afgegeven na het uitvoeren van de maatregelen indien dat een onderdeel is van de gesubsidieerde activiteiten is; en

    • d. indien het betreft een subsidie als bedoeld in artikel 12, vierde lid: een verklaring dat de aansluiting op gas binnen de gestelde termijn is vervangen.

  • 4 Een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft niet vergezeld te gaan van een controleverklaring.

Hoofdstuk 3. Subsidie voor integrale verduurzamingsprojecten

Artikel 15. Subsidiabele kosten

  • 1 Een subsidie als bedoeld in artikel 3, onderdeel b, kan worden verleend voor:

    • a. de projectkosten die betrekking hebben op een van de integrale verduurzamingspakketten als bedoeld in bijlage 3, onderdeel P, welke voortkomen uit een advies als bedoeld in onderdeel b, die leiden tot het verbeteren van de energieprestatie van bestaand maatschappelijk vastgoed;

    • b. de advieskosten, bedoeld in bijlage 3, onderdeel A.2 of A.3, ook als deze zijn gemaakt vóór de indiening van de aanvraag, hoewel kosten van het opstellen van een portefeuilleroutekaart van subsidiëring zijn uitgezonderd; of

    • c. de kosten voor het opstellen en registeren van een energielabel, als bedoeld in bijlage 3, onderdeel K.1, na de uitvoering van de werkzaamheden van het integraal verduurzamingspakket, bedoeld in onderdeel a.

  • 2 De advieskosten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, komen alleen voor subsidie in aanmerking als een aanvraag voor verlening van subsidie voor projectkosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is ingediend.

  • 3 Subsidie op grond van het eerste lid wordt slechts eenmaal per gebouwde onroerende zaak verstrekt.

Artikel 16. Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, bedraagt 30% van de projectkosten van de subsidiabele activiteiten en ten minste € 25.000 per aanvraag en ten hoogste € 1.500.000 per gebouwde onroerende zaak en ten hoogste € 85 exclusief btw per m2 gebruiksoppervlakte per labelsprong indien een verduurzamingspakket als bedoeld in bijlage 3, onderdeel P.1, wordt uitgevoerd.

  • 2 De subsidie, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, bedraagt 40% van de projectkosten van de subsidiabele activiteiten en ten minste € 25.000 per aanvraag en ten hoogste € 1.500.000 per gebouwde onroerende zaak en ten hoogste € 85 exclusief btw per m2 gebruiksoppervlakte per labelsprong indien een verduurzamingspakket als bedoeld in bijlage 3, onderdeel P.2, wordt uitgevoerd.

  • 3 De subsidie, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, bedraagt 30% van de projectkosten van de subsidiabele activiteiten en ten minste € 25.000 per aanvraag en ten hoogste € 1.500.000 per gebouwde onroerende zaak indien een verduurzamingspakket als bedoeld in bijlage 3, onderdeel P.3, wordt uitgevoerd.

  • 4 Het percentage bedoeld in het tweede lid wordt verlaagd met tien procentpunten, indien de aanvrager een onderneming is maar geen kleine of middelgrote onderneming als bedoeld in bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening, of als de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door een onderneming, die geen kleine of middelgrote onderneming is.

  • 5 Indien de aanvrager een onderneming is of als de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door een onderneming, wordt het subsidiepercentage met 5 procentpunten verlaagd, indien de steun ziet op slechts één type onderdeel van een gebouw.

  • 7 Indien de subsidieaanvraag betrekking heeft op verduurzamingsmaatregelen waar een bestuursorgaan of de Europese Commissie reeds een subsidie voor heeft verstrekt, kan slechts een bedrag aan subsidie worden verstrekt waarmee het maximale subsidiebedrag van die regeling niet wordt overschreden.

Artikel 17. Aanvraagvereisten

In aanvulling op de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit, bevat een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3, onderdeel b, ten minste:

  • a. het adres of de kadastrale aanduiding van het maatschappelijk vastgoed waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • b. indien van toepassing, de geregistreerde handelsnaam van de aanvrager bij de Kamer van Koophandel;

  • c. een verklaring dat de aanvraag betrekking heeft op investeringen in maatschappelijk vastgoed;

  • d. een advies als bedoeld in bijlage 3, onderdeel A.2 of in het geval van monumenten A.3, dat niet ouder is dan 48 maanden op het moment van de aanvraag;

  • e. een beschrijving van het maatregelenpakket waar de aanvraag betrekking op heeft met een onderbouwing van de potentiële energiebesparing of potentiële reductie van koolstofdioxide-uitstoot;

  • f. als een subsidie als bedoeld in artikel 16, tweede lid, wordt aangevraagd door een onderneming, of als de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door een onderneming, de groottecategorie van de onderneming, te weten klein of middelgroot in de zin van bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening, ofwel een grote onderneming als deze buiten de categorieën klein of middelgroot valt;

  • g. als een subsidie als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b of c, wordt aangevraagd door een onderneming, of als de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door een onderneming, een verklaring waaruit blijkt dat die onderneming niet meer subsidie ontvangt dan is toegestaan op basis van de reguliere de-minimisverordening;

  • h. een verklaring dat niet eerder subsidie is verstrekt voor een integraal verduurzamingsproject voor dezelfde gebouwde onroerende zaak of op een andere manier subsidie voor dezelfde activiteiten is verstrekt;

  • i. een verklaring dat de subsidie niet wordt gebruikt om producten die onder de energie-etiketteringverordening vallen, en niet voldoen aan de eis van artikel 7, tweede lid, van die verordening, aan te schaffen of daarop een gebruiksrecht te verkrijgen; en

  • j. als een subsidie als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, wordt aangevraagd door een onderneming, of als de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door een onderneming, een verklaring dat het pakket met maatregelen zal voldoen aan de vereisten van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 18. Afwijzingsgronden

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 12 en 13 van het Kaderbesluit, wijst de minister een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 3, onderdeel b, af voor zover:

  • a. de activiteiten zullen worden verricht in maatschappelijk vastgoed dat niet is gelegen in Nederland;

  • b. het maatschappelijk vastgoed na het uitvoeren van de maatregelen een andere bestemming dan maatschappelijk vastgoed krijgt;

  • c. de aanvraag wordt ingediend door of voor zover de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door een onderneming in moeilijkheden als bedoeld artikel 2, achttiende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering van steun uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • d. er sprake is van een onderneming die inkomsten- of vennootschapsbelastingplichtig is in Nederland en zodoende in aanmerking komt voor aftrekposten en fiscale regelingen;

  • e. de subsidie wordt aangevraagd voor de projectkosten en energielabelkosten bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdelen a en c, als de bijbehorende activiteiten zijn uitgevoerd voorafgaand aan de indiening van de aanvraag voor subsidie;

  • f. de subsidie wordt aangevraagd voor investeringen die worden gedaan om ervoor te zorgen dat voldaan wordt aan reeds in werking getreden Europese regelgeving of waarmee door ondernemingen niet wordt voldaan aan Unienormen die al zijn vastgesteld maar nog niet in werking zijn getreden;

  • g. de subsidie wordt aangevraagd voor erkende maatregelen of het installeren van een energiebeheerssysteem voor maatschappelijk vastgoed ter voldoening aan de energiebesparingsplicht;

  • h. de subsidie wordt aangevraagd voor gebouwde onroerende zaken of gedeelten daarvan met een woonfunctie als bedoeld in bijlage I bij artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving;

  • i. de subsidie wordt aangevraagd voor een gebouw dat in gebruik is bij een overheidsinstelling met een gebruiksoppervlakte van meer dan 250 m² dat niet beschikt over een geldig energielabel of als voor dat gebouw subsidie wordt aangevraagd voor de energielabelkosten, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder c;

  • j. de subsidie wordt aangevraagd voor een kantoorgebouw dat niet beschikt over ten minste energielabel C, tenzij de energielabel C-verplichting niet van toepassing is ingevolge artikelen 3.87 en 3.87a van het Besluit bouwwerken leefomgeving of het kantoorgebouw ingevolge deze artikelen van de verplichting is uitgezonderd;

  • k. de subsidie staatssteun bevat en niet kan worden gerechtvaardigd op grond van de artikelen 38 bis van de algemene groepsvrijstellingsverordening of door de reguliere de-minimisverordening met inachtneming van de cumulatiebepalingen van artikel 8, vijfde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • l. als de subsidieontvanger een onderneming is of als de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door een onderneming, de gekozen maatregelen niet gezamenlijk leiden tot een verbetering van de energieprestatie van het gebouw, gemeten in primaire energie van ten minste 20%; of

  • m. er reeds een integraal verduurzamingsproject is gesubsidieerd voor dezelfde gebouwde onroerende zaak of op een andere manier reeds subsidie is verstrekt voor dezelfde activiteiten.

Artikel 19. Subsidieverplichtingen

  • 1 Onverminderd artikel 21 van het Kaderbesluit, is de subsidieontvanger verplicht:

    • a. de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt uit te voeren binnen 36 maanden na de subsidieverlening; en

    • b. de minister te informeren wanneer de activiteiten zijn verricht waarvoor de subsidie is verstrekt, op de in de verleningsbeschikking aangegeven wijze.

  • 2 Indien de uitvoering van de activiteiten binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder a, buiten de schuld van de subsidieontvanger niet mogelijk is, kan de minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger eenmaal met ten hoogste twaalf maanden verlengen.

  • 3 De subsidieontvanger die een integraal verduurzamingspakket als bedoeld in bijlage 3, onderdeel P.1 of P.2, uitvoert dient de energielabels te laten opstellen en te laten registreren zoals aangegeven in de beschrijving van het pakket.

  • 5 Als de subsidieontvanger een onderneming is of als de subsidiabele kosten worden gemaakt en betaald door een onderneming dienen de gekozen maatregelen gezamenlijk te leiden tot een verbetering van de energieprestatie van het gebouw, gemeten in primaire energie van ten minste 20%.

  • 6 Indien de aanvraag betrekking heeft op maatschappelijk vastgoed dat vanaf 2012 is opgeleverd dienen de activiteiten ten minste te leiden tot het verduurzamen van de warmtevoorziening ter vervanging van de aansluiting op gas.

Artikel 20. Bevoorschotting en betaling

  • 1 De minister keert een voorschot uit van 70% van het verleende bedrag.

  • 2 Het voorschot wordt in een keer betaald.

Artikel 21. Vaststelling

  • 1 De minister stelt een subsidie als bedoeld in artikel 3, onderdeel b, vast nadat de aanvrager een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten aan de minister heeft verstrekt.

  • 2 De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een bedrag tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

  • 3 Uit de verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten, bedoeld in het tweede lid, blijkt:

    • a. dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan;

    • b. wat het totale bedrag van de gerealiseerde subsidiabele kosten is;

    • c. dat een energielabel is afgegeven na het uitvoeren van de maatregelen indien dat een onderdeel is van de gesubsidieerde activiteiten; en

    • d. indien het betreft een subsidie als bedoeld in artikel 19, zesde lid: een verklaring dat de aansluiting op gas binnen de gestelde termijn is vervangen.

  • 4 Een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft niet vergezeld te gaan van een controleverklaring.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 22. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2022 en vervalt met ingang van 31 december 2024, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling vóór laatstgenoemde datum zijn aangevraagd of verstrekt.

Artikel 23. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

H.M. de Jonge

Bijlage 1. behorende bij artikel 1, van de Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed

Energieadvies

Een energieadvies ter verbetering van de energieprestatie van maatschappelijk vastgoed door middel van een verkenning van de mogelijkheden om maatregelen te treffen en bestaande uit een rapportage waarin de mogelijkheden om maatregelen te treffen ter verbetering van de energieprestatie zijn vastgelegd.

Deze rapportage bevat in ieder geval:

  • 1. een technische en functionele beschrijving van het maatschappelijk vastgoed;

  • 2. een overzicht van de energiehuishouding van het maatschappelijk vastgoed van de afgelopen drie jaren voorafgaand aan de subsidieaanvraag;

  • 3. een overzicht van mogelijke energiebesparings- en verduurzamingsmaatregelen en een kwantificering van de beoogde energiebesparing of koolstofdioxide-emissiereductie;

  • 4. een inschatting van de te verwachten investeringskosten en de te verwachten baten (energielastenverlichting);

  • 5. voor afnemers met een energiegebruik van meer dan 25.000 m3 aardgas (of aardgasequivalent) of 50.000 kWh elektriciteit per jaar gelden de volgende aanvullende eisen:

    • i. inzicht in alle maatregelen met een terugverdientijd tot en met vijf jaar; en

    • ii. een helder en eenvoudig plan voor het uitvoeren van de energiebesparende maatregelen.

Bijlage 2. bij artikel 1 van de Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed

A. In aanmerking komende SBI-codes van zorgaanbieders

86.10

Ziekenhuizen en geestelijke gezondheids- en verslavingszorg met overnachting

86.10.1

Universitair medische centra

86.10.2

Algemene ziekenhuizen

86.10.3

Categorale ziekenhuizen

86.10.4

Geestelijke gezondheids- en verslavingszorg met overnachting

86.21

Praktijken van huisartsen

86.22

Praktijken van medisch specialisten en medische dagbehandelcentra (geen tandheelkunde)

86.22.1

Praktijken van medisch specialisten en medische dagbehandelcentra (geen tandheelkunde of psychiatrie)

86.22.2

Praktijken van psychiaters en dagbehandelcentra voor geestelijke gezondheids- en verslavingszorg

86.23

Tandartspraktijken

86.23.1

Praktijken van tandartsen

86.23.2

Praktijken van tandheelkundig specialisten

86.9

Paramedische praktijken en overige gezondheidszorg zonder overnachting

86.91

Praktijken van verloskundigen en paramedici

86.91.1

Praktijken van verloskundigen

86.91.2

Praktijken van fysiotherapeuten

86.91.3

Praktijken van psychotherapeuten, psychologen en pedagogen

86.91.9

Overige paramedische praktijken (geen fysiotherapie en psychologie) en alternatieve genezers

86.92.1

Gezondheidscentra

86.92.2

Arbobegeleiding en re-integratie

86.92.3

Preventieve gezondheidszorg (geen arbobegeleiding)

86.92.4

Medische laboratoria, trombosediensten en overig behandelingsondersteunend onderzoek

86.92.5

Ambulancediensten en centrale posten

86.92.9

Samenwerkingsorganen op het gebied van gezondheidszorg en overige gezondheidszorgondersteunende diensten

87.10

Verpleeghuizen

87.20

Huizen en dagverblijven voor verstandelijk gehandicapten

87.30

Huizen en dagverblijven voor niet-verstandelijk gehandicapten en verzorgingshuizen

87.30.1

Huizen en dagverblijven voor niet-verstandelijk gehandicapten

87.30.2

Verzorgingshuizen

87.90

Jeugdzorg en maatschappelijke opvang met overnachting

87.90.1

Jeugdzorg met overnachting en dagverblijven voor jeugdzorg

87.90.2

Maatschappelijk opvang met overnachting

88.10

Maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting gericht op ouderen en gehandicapten

88.10.1

Thuiszorg

88.10.2

Welzijnswerk voor ouderen

88.10.3

Ondersteuning en begeleiding van gehandicapten

88.99

Ambulante jeugdzorg, maatschappelijk werk en advies en lokaal welzijnswerk

88.99.1

Ambulante jeugdzorg

88.99.2

Maatschappelijk werk

88.99.3

Lokaal welzijnswerk

88.99.9

Overig maatschappelijk advies, gemeenschapshuizen en samenwerkingsorganen op het gebied van welzijn

47.73

Apotheken

B. In aanmerking komende SBI-codes

85.52.2

Kunstzinnige vorming van amateurs (geen dansscholen)

88.91

Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

90.01.1

Beoefening van podiumkunst

90.04.1

Theaters en schouwburgen

91.01

Culturele uitleencentra en openbare archieven

91.01.1

Openbare bibliotheken

91.01.2

Kunstuitleencentra

91.01.9

Overige culturele uitleencentra en openbare archieven

91.02.1

Musea

91.03

Monumentenzorg

91.04

Dieren- en plantentuinen; natuurbehoud

91.04.1

Dieren- en plantentuinen, kinderboerderijen

94.91.1

Religieuze organisaties

94.91.9

Overige levensbeschouwelijke organisaties

94.92

Politieke organisaties

94.99

Overige belangen- en ideële organisaties; hobbyclubs

Bijlage 3. behorende bij artikel 1 van de Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed

Adviezen

Eén van de volgende adviezen moet ten grondslag liggen aan de aanvraag voor een subsidie op grond van deze regeling. Deze adviezen tellen niet als maatregel.

A. Advies

A.1

Energieadvies

Bestemd voor: het inzichtelijk maken van maatregelen ten behoeve van energiebesparing

en bestaande uit: een rapport met daarin opgenomen een energieadvies ter verbetering van de energieprestatie van het maatschappelijk vastgoed, volgens de voorwaarden van Bijlage 1.

Een portefeuilleroutekaart en een energieadvies via het ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed gelden ook als energieadvies mits ze voldoen aan de voorwaarden uit bijlage 1 of worden aangevuld om aan deze voorwaarden te voldoen.

A.2

Maatwerkadvies

Bestemd voor: het inzichtelijk maken van maatregelen ten behoeve van energiebesparing

en bestaande uit: Maatwerkadvies conform de BRL9500-MWA-U of de BRL9500-04, opgesteld door een gecertificeerd EP-U-maatwerkadviseur.

Een portefeuilleroutekaart wordt gelijkgesteld aan een maatwerkadvies mits deze voldoet aan de voorwaarden uit bijlage 1 of wordt aangevuld om aan deze voorwaarden te voldoen.

A.3

Duurzaam monumentenadvies

Bestemd voor: het inzichtelijk maken van maatregelen ten behoeve van energiebesparing voor monumenten

en bestaande uit: maatwerkadvies uitgevoerd volgens de in de beroepsgroep geldende normen, met dien verstande dat daarbij rekening wordt gehouden met de aanwezige monumentale waarden op basis van een door een bouw- of architectuurhistoricus opgesteld rapport over de aanwezige monumentale waarden.

Voor subsidies tot en met € 25.000 moet minimaal niveau 2-advies worden uitgevoerd. Voor subsidies hoger dan € 25.000 moet minimaal niveau 3-advies worden uitgevoerd.

Integrale verduurzamingspakketten

P. Integrale verduurzamingspakketten

P.1

Integraal met Maatwerkadvies

Bestemd voor: energieprestatieverbetering van bestaande gebouwen

en bestaande uit: een pakket met maatregelen gebaseerd op een Maatwerkadvies (A.2) dat leidt tot een verbetering van ten minste drie labels en minimaal tot label B, waarbij het energielabel is vastgesteld volgens de bepalingsmethodiek van NTA 8800, opgesteld na 1 januari 2021.

Het maatregelenpakket is gebaseerd op een Maatwerkadvies dat voor aanvang van de werkzaamheden is afgegeven en het maatregelenpakket voldoet aan artikel 7, tweede lid, van de energie-etiketteringverordening.

Voor aanvang van de werkzaamheden wordt een referentielabel bepaald. Na afloop van de werkzaamheden wordt een definitief label bepaald en geregistreerd.

P.2

Integraal met Maatwerkadvies tot een hoge energieprestatie

Bestemd voor: energieprestatieverbetering van bestaande gebouwen, inclusief monumenten, tot een hoge energieprestatie

en bestaande uit: een pakket met maatregelen gebaseerd op een Maatwerkadvies (A.2) of Duurzaam monumentenadvies (A.3) dat leidt tot een verbetering van ten minste drie labels en tot een hoge energieprestatie (ook wel renovatiestandaard genoemd) van het gebouw conform bijlage 4, waarbij het energielabel is vastgesteld volgens de bepalingsmethodiek van NTA 8800, opgesteld na 1 januari 2021.

Het maatregelenpakket is gebaseerd op een Maatwerkadvies of Duurzaam monumentenadvies in het geval van monumenten dat voor aanvang van de werkzaamheden is afgegeven en het maatregelenpakket voldoet aan artikel 7, tweede lid, van de energie-etiketteringverordening.

Voor aanvang van de werkzaamheden wordt een referentielabel bepaald. Na afloop van de werkzaamheden wordt een definitief label bepaald en geregistreerd.

P.3

Integrale aanpak verduurzaming monumenten met 20% energiebesparing

Bestemd voor: het verlagen van het energieverbruik van bestaande monumenten bestaande uit: een pakket met maatregelen gebaseerd op een Duurzaam monumentenadvies (A.3). Een niveau 3-advies is vereist.

Het maatregelenpakket voldoet aan artikel 7, tweede lid, van de energie-etiketteringverordening.

De gekozen maatregelen moeten gezamenlijk leiden tot een verbetering van de energieprestatie van het gebouw, gemeten in primaire energie van ten minste 20%.

Voor verduurzamingspakket P.3 hoeven geen energielabels te worden opgesteld. Monumenten die tot een hoge energieprestatie worden verbeterd kunnen vallen onder integraal verduurzamingspakket P.2.

Maatregelen

B. Leefomgeving verkoeling

B.1

Groendak

Bestemd voor: het reduceren van de gevraagde koellast van het gebouw

en bestaande uit: een vegetatielaag, een substraatlaag en een drainagelaag, (eventueel) kunstmatige bevloeiing, (eventueel) verankering, (eventueel) constructieve aanpassingen en (eventueel) nestelvoorzieningen.

B.2

Groene gevel of muur

Bestemd voor: het reduceren van de gevraagde koellast van het gebouw

en bestaande uit: gevel(s) voorzien van frame of bouwblokken met beplanting en substraat of potgrond, (eventueel) een gevelbeschermende laag, (eventueel) constructieve aanpassingen, (eventueel) irrigatieleidingwerk.

C. Thermische schil

C.1

HR-glas

Bestemd voor: beglazing in de bestaande thermische schil

en bestaande uit: meervoudig glas met een vacuüm- of gasgevulde spouw of panelen in het kozijn met een warmte-doorlatingscoëfficiënt met een maximale U-waarde (W/m2K) van 0,8 of een isolerende deur, opgenomen in de ISDE Maatregelenlijst Hoog-rendementsglas, (eventueel) een kozijn.

Het maximale investeringsbedrag dat in aanmerking komt voor deze maatregel bedraagt € 600/m2 glas.

Toelichting: De maatregelenlijst Hoog rendementsglas van de ISDE kunt u hier vinden: www.rvo.nl/isde . Het indicatieve subsidiebedrag op de maatregelenlijst heeft betrekking op de ISDE, niet op deze regeling.

C.2

Isolatie voor dak, gevel en vloer, van bestaande constructies

Bestemd voor: verbetering van de isolatie van de bestaande thermische schil

en bestaande uit:

a. isolatiematerialen op het dak waarbij de warmteweerstand van het totaal aan isolatiematerialen (Riso,tot) ten minste 6,3 m2K/W bedraagt; of

b. isolatiematerialen voor vloer of wand waarbij de warmteweerstand van het totaal aan isolatiematerialen (Riso,tot) ten minste 4 m2K/W bedraagt.

Het maximale investeringsbedrag dat in aanmerking komt voor deze maatregel bedraagt € 25 per m2 isolatie per toename van de R met 1,0 m2K/W.

Alleen isolatiematerialen die op de ISDE Maatregelenlijst isolatie staan mogen worden toegepast.

Kiest u bij het type isolatiemaatregel vloerisolatie, spouwmuurisolatie of dakisolatie, voor lokaal gespoten PIR of PUR? Dan moet dit zijn aangebracht met een HFK-vrij blaasmiddel.

Toelichting:

Het indicatieve subsidiebedrag op de ISDE Maatregelenlijst heeft betrekking op de ISDE, niet op de Regeling Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed.

C.3

Kierdichting

Bestemd voor: het afdichten van kieren

en bestaande uit: kierdichtingsmateriaal en een blowerdoortest conform NEN 2686 of NEN-EN-ISO 9972. De kierdichtheid mag ten hoogste een Qv_10; kar-waarde hebben van 0,4 l/sm2.

D. Verwarmen, koelen, ventileren

D.1

Warmtepomp(boiler) kleiner of gelijk aan 70kW

Bestemd voor: het verwarmen en koelen van gebouwen of verwarming van tapwater

en bestaande uit: een elektrisch gedreven warmtepomp(boiler) met een maximaal thermisch vermogen van 70kW die is opgenomen in de ISDE Apparatenlijst warmtepompen, (eventueel) een bronsysteem, (eventueel) een bodemwarmtewisselaar of grondwaterbron, (eventueel) een restwarmte-opslagvat, (eventueel) een geïntegreerd opslagvat, (eventueel) een afgiftenet en (eventueel) een geluiddempende omkasting voor buitenunit.

Het geluidsniveau van de buitenunit mag ten hoogste 40 dB bedragen op de perceelgrens. De warmtepomp(boiler) dient ten minste energielabel A++ te hebben.

Toelichting:

De warmtepomp-apparatenlijst van de ISDE is beschikbaar op www.rvo.nl/isde . Het indicatieve subsidiebedrag op de apparatenlijst heeft betrekking op de ISDE, niet op deze regeling.

(Thermisch) vermogen in kW: De hoeveelheid afgegeven warmte van het apparaat ten behoeve van ruimteverwarming, uitgedrukt in kilowatt, conform Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 811/2013.1

Zie ook www.wkotool.nl voor meer info.

D.2

Warmtepomp groter dan 70kW

Bestemd voor: het verwarmen en koelen van gebouwen

en bestaande uit: een elektrisch gedreven warmtepomp met een thermisch vermogen groter dan 70kW, (eventueel) een bronsysteem, (eventueel) een bodemwarmtewisselaar of grondwaterbron, (eventueel) een restwarmte-opslagvat, (eventueel) een afgiftenet en (eventueel) een geluiddempende omkasting voor een buitenunit).

Het geluidsniveau van de buitenunit mag ten hoogste 40 dB bedragen op de perceelgrens.

Toelichting:

(Thermisch) Vermogen in kW: De hoeveelheid afgegeven warmte van het apparaat ten behoeve van ruimteverwarming, uitgedrukt in kilowatt, conform Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 811/2013.1

Zie ook www.wkotool.nl voor meer info.

D.3

Lucht/lucht warmtepomp groter dan 20kW

Bestemd voor: het verwarmen en koelen van gebouwen

en bestaande uit: een lucht/lucht warmtepomp met een nominaal thermisch vermogen van de buitenunit >20 kW en (eventueel) een geluiddempende omkasting.

Het investeringsbedrag dat in aanmerking komt voor deze maatregel bedraagt ten hoogste:

– € 1.400 per geïnstalleerd thermisch vermogen (kWth) van de buitenunit van de warmtepomp

Het geluidsniveau van de buitenunit mag ten hoogste 40 dB bedragen op perceelgrens. De warmtepomp dient ten minste energielabel A++ te hebben.

D.4

Luchtdicht maken van bestaande luchtkanalen van luchtverdeelsysteem

Bestemd voor: het luchtdicht maken van bestaande luchtkanalen die bestemd zijn voor het transporteren van toe- of afvoerlucht in een gebouw

en bestaande uit: een luchtkanaal van een ventilatiesysteem waarbij het ventilatiesysteem minimaal voldoet aan luchtdichtheidsklasse (LUKA) C of maximaal ATC 3.

D.5

Koude- of warmteterugwinningssysteem uit ventilatielucht

Bestemd voor: het koelen of verwarmen van gebouwen door het benutten van koude of warmte in de afzuiglucht

en bestaande uit:

a. een lucht-behandelingskast (>1.500 m3/h) met warmtewisselaar voor koude- of warmte-terugwinning met een Eurovent A label (voor winter-condities) of hoger.

b. een lucht-behandelingsunit (≤1.500 m3/h) met warmtewisselaar voor koude- of warmteterugwinning met een Eurovent A+ label (voor winter-condities) of hoger

Luchtbehandelingskasten voor zwembaden zijn uitgesloten onder deze code.

Indien een residentiële ventilatie-eenheid wordt aangeschaft dient deze minstens energielabel A te hebben. Alleen ventilatoren met een debiet van maximaal 1.000 m3/h kunnen onder het begrip residentiële ventilatie-eenheid vallen. Zie de definitie in de toelichting technische termen.

D.6

Luchtbehandelingskast met ingebouwde warmtepomp (niet hybride) voor zwembaden

Bestemd voor: het ontvochtigen, ventileren en verwarmen van zwembaden

en bestaande uit: een luchtbehandelingskast, voorzien van een warmtepomp, een warmteterugwinningsysteem met een rendement van ten minste 73%, automatische regeling en (eventueel) een warmtewisselaar voor het verwarmen van zwembadwater (badwatercondensor).

Indien een residentiële ventilatie-eenheid wordt aangeschaft dient deze minstens energielabel A te hebben. Alleen ventilatoren met een debiet van maximaal 1.000 m3/h kunnen onder het begrip residentiële ventilatie-eenheid vallen. Zie de definitie in de toelichting technische termen.

D.7

Infrarood verwarmingspaneel met bewegingssensor en thermostaat

Bestemd voor: het plaatselijk verwarmen van binnenruimtes met een gemiddelde hoogte van ten minste 4 meter of kleedruimtes

en bestaande uit: elektrische infraroodpanelen, een bewegingssensor en een thermostaat.

E. Verlichting

E.1

LED-belichtingssysteem voor podium- of theaterbelichting

Bestemd voor: podium- of theaterbelichting

en bestaande uit: spot- en/of floodlightarmaturen en een (DMX) driver. De lichtbron zelf komt niet voor subsidie in aanmerking.

F. Overige energiebesparing

F.1

HR-elektromotor

Bestemd voor: een elektromotor

en bestaande uit: een elektromotor die voldoet aan minimaal de IE5 efficiency-klasse.

H. Duurzame Energie

H.1

Zonnecollectorsysteem voor verwarmen

Bestemd voor: het verwarmen van water of lucht

en bestaande uit: een zonnecollectorsysteem, een regeleenheid, (eventueel) een (rest)warmtebuffer op het gebouw en/of perceel.

Indien een pakket van een waterverwarmingstoestel en een zonne-energie-installatie wordt aangeschaft dient deze ten minste energielabel A++ te hebben.

H.2

PV (fotovoltaïsche) of PVT (fotovoltaïsche thermische) panelen

Bestemd voor: het verwarmen van water of lucht en/of opwekking van elektrische energie uit zonlicht met behulp van zonnecellen

en bestaande uit:

a. panelen met fotovoltaïsche zonnecellen of een samenstelling van zonnewarmtecollector en panelen met fotovoltaïsche zonnecellen met een gezamenlijk piekvermogen van ten minste 15 kW en maximaal 55 kW, die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet via een aansluiting met een totale maximale doorlaatwaarde van 3*80 A of minder, (eventueel) stroom/spanningsomvormer. Inclusief vervanging van bestaande dakisolatie (minimaal het dakoppervlak onder de PV / PVT panelen), door dakisolatie zoals genoemd in maatregel C.2 of bij monumenten L.3, en vervanging van bestaande dakbedekking.

b. panelen met fotovoltaïsche zonnecellen of een samenstelling van zonnewarmtecollector met panelen met fotovoltaïsche zonnecellen met een gezamenlijk piekvermogen van ten minste 15 kW en maximaal 55 kW, die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet via een aansluiting met een totale maximale doorlaatwaarde van 3*80 A of minder, (eventueel) stroom/spanningsomvormer. Inclusief een opslagsysteem voor elektriciteit, zoals genoemd in H.3.

H.3

Energieopslag

a. Opslag zelfopgewekte duurzame energie

Bestemd voor: de opslag van zelfopgewekte duurzame energie

en bestaande uit: een accu of batterij, regeltechniek en een verdeelstation.

De kosten voor veiligheidsmaatregelen komen niet in aanmerking.

b. Opslag zelfopgewekte duurzame energie en uitwisseling met andere percelen

Bestemd voor: de opslag van zelfopgewekte duurzame energie en energieopslag voor en uitwisseling met andere percelen

en bestaande uit: een accu of batterij, regeltechniek en een verdeelstation.

De kosten voor veiligheidsmaatregelen en kosten buiten het eigen perceel komen niet in aanmerking.

Toelichting:

Alternatieven naast Lithium-Ion als opslagmedium zijn:

a. Zout(water),

b. Water,

c. Gesteente,

d. Staalslakken, of

e. Phase Change Material (PCM).

H.4

Aansluiting warmte- en/of koudenet (BAK kosten)

Bestemd voor: de aansluiting op een warmte- en/of koudenet

en bestaande uit: aansluiting van een warmte-

en/of koude afnemer en een distributieleiding, gerealiseerd door een warmteleverancier.

De kosten vanaf de uitkoppeling van het distributienet tot en met de afleverset komen in aanmerking.

Inpandige kosten, na de afleverset, voor een warmte- en/of koudenetaansluiting komen onder deze code niet in aanmerking.

Verzwaren van een warmtenet aansluiting komt niet in aanmerking onder deze code.

I. Lokale energie-uitwisseling

I.1

Intelligente lokale energie-uitwisseling

Bestemd voor: het faciliteren van een intelligent lokaal energienetwerk waarmee vraag en aanbod van diverse energiegebruikers en energiebronnen op elkaar kunnen worden afgestemd

en bestaande uit: meet- en regelsysteem in combinatie met software voor de real-time koppeling tussen producenten en gebruikers binnen het energienetwerk.

K. Energielabel

K.1

Opstellen en registreren energielabel

Bestemd voor: het opstellen en registeren van een energielabel.

en bestaande uit: een geldig en definitief energielabel bedoeld in bijlage I bij artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving en die is vastgesteld volgens de eisen van NTA 8800 zoals die is opgesteld na 1 januari 2021, geregistreerd in EP-online.

L. Monumenten

Het inpassen van energiebesparende maatregelen in een gebouwd monument vraagt om een zorgvuldige aanpak met respect voor de aanwezige monumentale waarden. Het hangt van het individuele monument af of bepaalde maatregelen wel of niet realiseerbaar zijn. Ook kunnen bouwfysische eigenschappen van het monument van invloed zijn op de mogelijkheid tot het toepassen van verduurzamingsmaatregelen. Veel monumenten hebben bijvoorbeeld geen spouwmuur en derhalve zal isolatie daarvan niet mogelijk zijn. In de regel is voor het toepassen van verduurzamingsmaatregelen een omgevingsvergunning nodig aangezien het gaat om wijziging van een beschermd (gemeentelijk, provinciaal of rijks-)monument. De gemeente beoordeelt bij de aanvraag daarvan of de verduurzamingsmaatregelen mogelijk zijn in relatie tot de monumentale waarde van het desbetreffende monument.

L.1

Isolerende beglazing

monumentenglas en binnen- of buitenvoorzetramen

Bestemd voor: het vervangen en/of plaatsen van isolerende beglazing of glascombinaties in de thermische schil

en bestaande uit: isolerend glas met een totale warmte-doorlatingscoëfficiënt van maximaal 3,0 W/m2K. Dit kan meervoudig glas met een vacuüm of gasgevulde spouw zijn, gelaagd glas of voorzetbeglazing.

Toelichting: geldt alleen voor het vervangen van het glas. Kozijnen en deuren zijn uitgesloten.

L.2

Kierdichting

Bestemd voor: het afdichten van kieren

en bestaande uit: kierdichtingsmateriaal en een blowerdoortest conform NEN 2686 of NEN-EN-ISO 9972 waarmee wordt aangetoond dat klasse B, zoals omschreven in het Programma van Eisen (PvE) frisse scholen, is gerealiseerd.

L.3

Isolatie voor gevel, vloer, dak van bestaande constructies

Bestemd voor: verbetering van de isolatie van de bestaande thermische schil

en bestaande uit:

a. isolatiemateriaal voor dak en gevel waarbij de warmteweerstand R = Σ(Rtotaal) = Σ(d/λ) ten minste 2,5 m2K/W bedraagt; of

b. spouwmuurisolatie waarbij de warmteweerstand R met ten minste 1,1 m2K/W toeneemt; of

c. vloerisolatie waarbij de warmteweerstand R = Σ(Rtotaal) = Σ(d/λ) ten minste 3,5 m2K/W bedraagt.

Alleen isolatiematerialen die op de ISDE Maatregelenlijst isolatie staan mogen worden toegepast.

Kiest u bij het type isolatiemaatregel vloerisolatie, spouwmuurisolatie of dakisolatie, voor het isolatiemateriaal lokaal gespoten PIR of PUR? Dan moet dit zijn aangebracht met een HFK-vrij blaasmiddel.

Toelichting:

Het indicatieve subsidiebedrag op de ISDE Maatregelenlijst isolatie heeft betrekking op de ISDE, niet op deze regeling.

L.4

Bodemisolatie

Bestemd voor: aanpassing van de bestaande thermische schil met bodemisolatie

en bestaande uit: isolatiemateriaal op de bodem van de kruipruimte met een warmteweerstand R van ten minste 3,5 m2K/W (eventueel) in combinatie met hoogwaardige vloerisolatie (als onderdeel van de begane grondvloer).

L.5

Energiezuinig ventilatiesysteem

Bestemd voor: het koelen of verwarmen van gebouwen door het benutten van koude of warmte in de afzuiglucht

en bestaande uit: een luchtbehandelingskast met warmtewisselaar of CO2-gestuurde ventilatie.

Indien een residentiële ventilatie-eenheid wordt aangeschaft dient deze minstens energielabel A te hebben. Alleen ventilatoren met een debiet van maximaal 1.000 m3/h kunnen onder het begrip residentiële ventilatie-eenheid vallen. Zie de definitie in de toelichting technische termen.

1 Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 811/2013 van de Commissie van 18 februari 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van ruimteverwarmingstoestellen, combinatieverwarmingstoestellen, pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties en pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties betreft (PbEU 2013, L 239/1)

Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PbEU 2017, L 198/1) stelt eisen aan de subsidiëring van producten met energielabels die zijn opgesteld in overeenstemming met deze verordening. Als subsidie wordt verstrekt aan deze producten, moet die gericht zijn op de hoogste twee significant meest bevolkte energie-efficiëntieklassen, of op hogere klassen als dat in de regeling staat die betrekking heeft op deze producten. Deze eis geldt ook voor de producten die op grond van deze maatregelenlijst worden aangevraagd.

Toelichting technische termen

Blowerdoortest of luchtdichtheidsmeting: Dit is een kwaliteitscontrole op de luchtdichtheid van een gebouw. Door middel van een ventilator wordt het gebouw op overdruk of onderdruk gezet om te meten hoeveel lucht bij een bepaalde druk het gebouw verlaat of binnenkomt. De graad van luchtdichtheid weerspiegelt de kwaliteit van een gebouw op het vlak van isolatie en infiltratie (onbedoelde ventilatie). Hoe lager het drukverlies, hoe beter de luchtdichtheid.

Energieprestatie van het gebouw: de berekende of gemeten hoeveelheid energie die nodig is om aan de vraag naar energie te voldoen die verband houdt met een normaal gebruik van het gebouw, waaronder energie die wordt gebruikt voor verwarming, koeling, ventilatie, warmwatervoorziening en verlichting.

HFK-vrije blaasmiddelen: HFK’s zijn fluorkoolstofverbindingen. Ze worden gebruikt als koelmiddel in koelkasten en airconditionings en als drijfgas voor spuitbussen en schuimisolatie. Deze HFK’s worden als milieuonvriendelijk gezien vanwege hun bijdrage aan het broeikaseffect. Inmiddels zijn er fabrikanten die HFK-vrije schuimisolatie produceren die dus geen HFK’s bevat.

IE5 efficiency-klasse: De IE klasse is een aanduiding van de energiezuinigheid van een elektromotor en wordt bepaald volgens de IEC 60034-30. Het typeplaatje van de motor geeft de energiezuinigheid aan, zoals: IE1 = standaard rendement, IE5 = hoog rendement.

λ-waarde: De λ-waarde (lambda-waarde) geeft de warmtegeleiding van het materiaal aan. Hoe lager de λ-waarde, des te beter het materiaal isoleert, dus hoe groter de isolatiewaarde.

Ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed: Vanaf 2021 kunnen kleine maatschappelijk vastgoedeigenaren voor het verduurzamen van hun gebouwen terecht bij het ontzorgingsprogramma binnen hun provincie. Via dit programma kunnen eigenaren van maatschappelijk vastgoed gebruik maken van advies en ondersteuning op maat. Zij worden begeleid bij:

  • het inzichtelijk maken van de te nemen stappen;

  • de financieringsmogelijkheden;

  • het opstellen van een plan van aanpak;

  • het vinden van een uitvoerende partij.

Portefeuilleroutekaart: Verschillende maatschappelijke sectoren hebben een routekaart opgesteld waarin beschreven wordt hoe de sector toewerkt naar de CO2-reductiedoelen voor 2030 en 2050. Portefeuilleroutekaarten zijn voor organisaties binnen die sectoren een middel om inzicht te creëren op de te nemen maatregelen van hun eigen vastgoedportefeuille.

Powerfactor: De powerfactor of arbeidsfactor is de verhouding tussen het werkelijke vermogen en het schijnbare vermogen in een wisselspanningsinstallatie. De powerfactor geeft aan in hoeverre er sprake is van ongewenst stroomverbruik. In een ideale situatie is de waarde 1.

Primaire energie: energie uit hernieuwbare en niet-hernieuwbare bronnen die geen omzetting of

transformatie heeft ondergaan.

Programma van Eisen Frisse Scholen: Het Programma van Eisen (PvE) Frisse Scholen 2021 helpt bijvoorbeeld schoolbesturen en gemeenten in hun rol als opdrachtgever van verbouw of nieuwbouw. Hiermee kunnen bouw- en ontwerpkosten bespaard worden door de eisen in een vroeg stadium te bepalen. De laatste versie is aangepast op basis van de eisen in het Bouwbesluit 2012 op 1 januari 2021. Zie ook www.frissescholen.nl.

Residentiële ventilatie-eenheid: een ventilatie-eenheid:

  • a) met een maximaal debiet van niet meer dan 250 m3/h; of

  • b) met een maximaal debiet tussen 250 en 1.000 m3/h, die volgens de producent uitsluitend voor residentiële ventilatie bedoeld is;

Riso,tot: de som van de warmteweerstanden van de isolatielagen van de thermische schil.

Thermische schil: De bestaande thermische schil is de isolerende laag aan de buitenzijde van het gebouw. Wanden, daken, beglazing en deuren, en vloeren grenzend aan de buitenlucht of grond zijn geïsoleerd om kou te weren en warmte binnen te houden. De thermische schil is de 'jas' van het gebouw. De thermische schil is één geheel. Hij wordt gevormd door de bouwkundige constructies, die de verwarmde ruimten omhullen en die hiermee het gebouw afscheiden van de buitenomgeving, bodem of aangrenzende onverwarmde ruimten.

Ter verduidelijking: een scheidingswand tussen twee gebouwen is géén onderdeel van de thermische schil. Ook een verwarmd of onverwarmd bijgebouw dat los staat van het hoofdgebouw is géén onderdeel van de thermische schil, evenmin als onverwarmde bergingen of serres aan het gebouw. Een aanbouw die in open verbinding staat met een verwarmde ruimte van het hoofdgebouw valt binnen de thermische schil.

U-waarde: De U-waarde is de warmtedoorgangscoëfficiënt, uitgedrukt in W/m²K.

De warmtedoorgangscoëfficiënt is de hoeveelheid warmte die door een constructie gaat per seconde (s) per vierkante meter (m2) per temperatuurverschil (K) tussen de omgevingen langs beide zijden van de constructie (1 Watt = 1 Joule/s).

Bijlage 4. behorende bij artikel 1 van de Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed

Energieverbruik en label per gebruiksfunctie voor het behalen van de hoge energieprestatie, ook bekend als de renovatiestandaard

 

Gebruiksfunctie

Maximaal primair fossiel

energieverbruik

(kWh/m2 per jaar)

Minimaal label

Bijeenkomstfunctie voor kinderopvang

110

A+++

Andere bijeenkomstfunctie

100

A+++

Celfunctie

180

A++

Gezondheidszorgfunctie met bedgebied

270

A++

Andere gezondheidszorgfunctie

90

A+++

Kantoorfunctie

80

A+++

Logiesfunctie in een logiesgebouw

150

A++

Andere logiesfunctie

75

A++

Onderwijsfunctie

100

A+++

Sportfunctie

105

A++

Winkelfunctie

120

A+++

Naar boven